dito verticale over den buik, afwisselend met, of juister
gezegd, onderbroken door staande banden van in elkaar
geschoven kruissteekmotieven, No. 27 (Tekstfig. 8: 23;
PL 153: 69) gev. alsvoren.
ß Groot fragment van dito rijk geörnamenteerde en nog
stijlvollere en grootere vorm alsvoren, No. 27 (Tekstfig.
8: 26) gev. alsvoren.
r Twee randscherfjes van dito vormen, No. 27 (Tekstfig. 8
7) gev. alsvoren.
î Drie scheifjes van tunneloortjes van dito vormen, resp. No.
6, 21 en 18 (Tekstfig. 8: 20—22), gev. achtereenvolgens in
vak R —16 in recente vulling voor SP, diepte 22.65, vak
13/14 als 3a en vak Q—13, onder den vroeger uit-
gegraven keldervloer, diepte 22.65 +N.A.P.
6 Afgeknot-halfbolvormige, versierde kommen met tunnel- resp.
napoortjes als PL 153: 14 etc. Hiertoe:
a 1 randscherf met meerdere horizontale putgroeflijntjes en
opening van uitgevallen, oorspronkelijk met steeltje in-
gestoken, daarna uitgestreken en zoodoende bevestigd
knobbeloortjes, No. 21 (Tekstfig. 8: 5) gev. in vak
T /U - 13/14, in recente vulling in en voor de poort,
diepte 22.15 +N.A.P.
ß Dito randscherfje met wikkeldraadversiering, No. 21
(Tekstfig. 8: 6), gev. alsvoren.
b Ander aardewerk.
1 Bekervormige pot, No. 27 (PL 154: 81), gev. in vak VH 16,
in het gele zand onder in den heuvel als lc, diepte, 22.18
+N.A.P. (Vergl. vondstbeschrijving, groep b: la, No. . .•)
c Verschilfende scherven van onbepaalde nieuwe, of van een der
voorafgaande vormen.
Globaal genomen kunnen, conform de vroegere indeeling, de
volgende aardewerkgroepen onderscheiden worden:
a Echt hunebeddenaardewerk:
1 Trechterhalsbekers 11 stuks
2 Kraaghalsfleschjes ........................................................ geene
3 Kruikvormen ......................................... „
4 Terrinevormen............................ 3 stuks
5 Kuip- of mandvormen............................................ 4 ,,
6 Schoteis, kommen en nappen
a1 met steekornamenten ...................................... 1 „
7B l0 Tuitnapjes, amphoren etc............................. geene
b Ander aardewerk:
1 (Fijnere of) grovere bekervormen 1 stuk
Samen 20 stuks
c Onbepaalde stukken: ¿ 1 5 ,,
Totaal ± 35 stuks.
Wat aangaat de andere archaeologica, deze bestaan alleen uit:
B Steenen voorwerpen, waartoe slechts de drie volgende artefacten:
1 Een beschadigd, meermalen aangescherpt, volledig geslepen
en gepolijst, melkwit, vuursteenen beiteltje van Noord-Euro-
peesch, blijkbaar smaltoppig type No. 22 (Tekstfig. 8:9). Gev.
in vak Q—13 op den vasten grond, onder den vroeger uitge-
broken keldervloer; diepte 21.75HLN.A.P.
2 Een groot fragment met recent breukvlak, van eene zijdelings
geretoucheerde, dikke kling van lichtgrijzen vuursteen, No.
19 (Tekstfig. 8: 4). Gev. in vak K—4, tusschen steenen in
den heuvelrand; diepte 22.05 ^ N A i .
3 Een min of meer regelmatig wigvormig bijl- of hamerfragment
van kristallijn gesteente, met door slaan of andere manipulatie
afgeronde snede, No. 21 (Tekstfig. 8: 10). Gev., met enkele
gecalcineerde beenfragmentjes en steekgroefaardewerkscher-
ven, in vak T /U —13/14, in de recente vulling van een gat voor
den ingang; diepte 22.10+N.A.P.