van een gemakkelijk oversicht, de boven bij D 53, p. 152ingevoerde
volgorde bewaren. Alleen zal hier, in verband met de geringe hoeveel-
heid, haar nauwelijks voorkomen op de groote vondstenkaarten
PI. 153 en 154, de minder gelijksoortige, zoowel den heuvel als den
kelder betreffende, vondstomstandigheden en de ingelaschte Tekst-
fig. 8, bij de beschrijving der afzonderlijke stukken gedetailleerder
te werk gegaan worden.
ü Echt hunebeddenaardewerk.
1 Trechter(hals)bekers. Hiertoe behooren eenaantalschervenvan
al of niet versierde vormen met meer of minder scherp af-
geze.tt.en, doch nimmer ronden bodem* Zij zijn nog weer te
splitsen in 2 groepen
a. Groote dikwandige potten, onversierd als PI. 153, No. 77,
of versierd min of meer als PI. 153, No. 53. Hiertoe:
a1 Groote fragmenten van een onversierd, gesausd, diepbruin
specimen, No. 261), (Tekstfig. 8: 15), met later gemaakte
gaatjes even onder den rand.
Gev. in vak Vt^- 15 onder in den ouden en dus opgeworpen
heuvelgrond, diepte 22.15 +N.A.P.
«2 Buikscherf, No. 25 (Tekstfig. 8: 14), van dito pot, doch
met de gewone, zij het ondiepe lijnversiering over den buik.
Gev. in vak Vs*-17 alsvoren, doch hoogerop in den ouden
heuvelgrond, diepte 22.65 +N.A.P.
o? Groote halsbuikscherf, No. 28 (Tekstfig. 8: 19), van dito
pot, doch op den buik met groepjes afwisselend kortere
en längere groeflijnen. Op den hals een krans van ingestoken
putjes.
Gev. in vak V—17, doch onder in den ouden heuvelgrond,
diepte 22.15 +N.A.P.
ß Kleinere, dunwändige potjes van het gewone type, versierd
en onversierd. Hiertoe verschillende hals-, buik- en
bodemscherven en twee meer restaurabele stukken.
N-B- Afgekorte nummering inventaris Biol. Archaeol. Inst. R. U. Groningen;
1918/IX. 26 enz.
ß} Halsrand-scherf, No. 1 (Tekstfig. 8: 1), gev. in vak T—14
in losse recente vulling in die poort, diepte 22.30 +N.A.P.
ßs Dito scherf, No. 24 (Tekstfig. 8:2), gev.invakP—11 boven
in den z.g.n. steenen weg, diepte 22.65 +N.A.P.
ß3 Dito scherf, No. 27 (Tekstfig. 8: 3), gev. in vak V—16
onder in den ouden heuvelgrond, diepte 22.20 +N.A.P.
/34 Dito, doch onder den rand met ingestoken zigzaglijn
versierd scherfje, No. 27 (Tekstfig. 8: 8), gev. alsvoren.
/35 2 schouderscherfjes met staande groeflijnversiering, No.
1 (Tekstfig. 8: 11 en 12), gev. als ß1.
ß3 1 dito, doch grooter fragment en met groepsgewijze,
hortend getrokken groeflijnversiering, No. 24 (Tekstfig. 8:
13), gev. als ß2.
/37 1 uit tal van scherven samengestelde buik met hortend
getrokken groeflijnversiering, No. 20 (Tekstfig. 8:25),
gev. in vak T—10, onder in ouden heuvelgrond, diepte
22.35 H-N.A.P.
ßs Groot fragment van een verbasterd, onversierd specimen,
No. 31 (Tekstfig. 8: 24), gev. in vak Q—ll,in d e stan d -
kuilvulling Ndl. van Sl2, diepte 22.25 + N.A.P.
4 Scherp geprofileerde terrinevormen, versierd als PI. 154:67 etc.
Hiertoe:
« Een groot fragment en kleine randscherf met alterneerend
ingestoken omloopende vischgraatvormige groeflijnen onder
den rand en hangende uitgestoken driehoeken op den
schouder, No. 27 (Tekstfig. 8: 17), gev. als lc.
ß Dito randscherf, No. 24 (Tekstfig. 8: 18), gev. als lb.
y Dito randscherfje met horizontale, omloopende, dubbel
getande wikkeldraadgroeflijnen-versiering, No. 27 (Tekstfig.
8: 16), gev. alsvoren.
5 Mand-, kuip- of emmervormen, fraai versierd, met twee paar
tunneloortjes en verticale vlakversiering in twee ongelijk
breede banden als PI. 153: 61 enz. Hiertoe:
a Een bijna volledige, zij het ook uit tal van scherven samengestelde,
zeer fraaie,; oranjegele vorm met horizontale
pseudosnoerlijnen onder den rand en oorbasis, zoomede