onderzoek omtrent 4 dergelijke megalithicons bij Gründoldendorf,
gemeente Stade1).
Laten wij dus tot goed begrip vooropstellen de algemeene con-
clusies, waartoe laatstgenoemd onderzoek S chuchhardt leidde. Deze
zegt2): „Das Gesamtergebniss unserer Untersuchung ist, dass die
„Gründoldendorfer Gräber, und so wie sie fast alle megalithischen
„Gräber, sich darstellen als schmale und sehr lange Erdaufwürfe,
„die seitlich durch eine hohe Mauer abgestützt sind, in ihrer Mitte
„ein hohle und durch die Stützmauer zugängliche Steinkammer
„bergen und daneben ihren tiefen Humusboden für eine Menge
„einfache Bestattungen bereit halten.”
Dit type steengraf is nl. in Nd. Duitschland, speciaal in Hannover
en Sleeswijk-Holstein, doch verder ook in Brandenburg enz., zeer
rijkelijk vertegenwoordigd.
M üller zegt er van 3): „Das Hünenbett hat die engsten Ver-
„breitungsgrenzen von allen Grabformen der Steinzeit. Östlich vom
„Öresund kommen zwar längliche Hügel vor, aber nicht Hünen-
„betten derselben Art wie im ganzen Dänemark mit Ausnahme
„von Bornholm wo diese Form nicht, oder doch nur vereinzelt
„auftritt. Gegen Süden und Westen kommt das eigentliche Hünen-
„bett ebenfalls nicht ausserhalb des nördlichen Deutschlands vor, obzw
a r es schwerlich ohne Zusammenhang mit den länglichen Hügeln
„im nördlichen Holland und auf den Britischen Inseln ist.”
Hoewel niet nader blijkt, wat M üller hier precies bedoelt, zoo
is het wel duidelijk, dat zijne voorstelling van de verhoudingen
hier niet de juiste is, te minder omdat hij Nederlandsche en Britsche
„long barrows” in een adern noemt.
Wat aangaat de maten, zoo vermeldt Müller4) dienaangaande,
dat de breedte wel is waar wisselt, doch zieh gewöonlijk tusschen
6 en 9 M. beweegt, dat daarentegen de lengte zeer varieert. In den
regel tusschen 15 en 30 M., bereiken zij niet zelden eene lengte
4) 338.
2) Vergl. ook 162.
3) 247: I, p. 65.
4) 247: I, p. 62 e.v.
van 30 tot 60 M. Nog längere hunebedden komen intusschen voor,
bijv. 3 op Lolland achtereenvolgens van 75, 77 en 116 M. Op Moen
is er een van 94 M., bij eene breedte van 7 ||lM .; op Seeland een
van 96 M.; in Jütland op de Klelundheide een van 108% M., en
eindelijk op Fünen zelfs een van de verbazende lengte van 151 M.
De door S chuchhardt aangegeven wijze van toegang wordt ons
nu o.a. ook zeer fraai ge'illustreerd door een langgraf bij Nigsted
op Laaland, in welks plateau of heuvellichaam overigens even-
eens een steenplaveisel gevonden werd 4). Een ander soort
van toegang, nl. binnen de steenzetting en dus bovenwaarts
uitmondend, geeft Müller ö S aan bij een langgraf te Humble
op Langeland en bij een te Lindeshör op Fünen2).
Wat betreft het door Schuchhardt vermelde algemeene voor-
komen van eenvoudige bijzettingen binnen de steenzetting, daarvan
vinden we, naast het juist genoemde langgraf bij Nigsted, nog tal
van andere voorbeelden. Verder verwijs ik daarvoor in dit verband,
met het oog op de boven door Müller met de Engelsche en Nederlandsche
„Long barrows" getrokken parallel, naar een door mij zelf
in 1920 onderzochten langgerekten, vlakken grafheuvel bij het z.g.n.
Kampereschje tusschen Weerdinge en Valthe, onder Emmen. In
dien tumulus, welke bij eene lengte van 30 M. ongeveer 10 M.
breeden 1.20 M. hoog was, kwamen nl., behalve twee van veldsteenen
gemaakte hoofdgraven in de heuvelbrandpunten, nog daarenboven
11 nabijzettingen voor en wel in den vorm van 5 skeletgraven in
den heuvel zelf en 6 aan den vöet daarvan 3).
Deze, krachtens zijne structuur tot den ouderen bronstijd be-
hoorende grafheuvel, waarover later nog, werd op grond van zijn'
eigenaardigen bouw door ons geinterpreteerd als een gedegenereerd
langgraf. In elk geval past hij van wege zijn* bouw en inhoud ge-
heel in het kader van de z.g.n. langgraven met meerdere enkelvou-
dige nabijzettingen in het heuvellichaam. Overigens komen in diezelfde
omgeving nog enkele andere dergelijke tumuli voor 4).
1) 162: Bnd III, p. 209, Taf. 16, 4.
2) 247: I, p. 63, Abb. 34 en p. 64, Abb. 35.
3) Van G if fen , A. E.: Nieuwe Drentsche Volksalmanak 1924, en Tekstfig. 17.
4) V a n G i f f e n , A. E. Nieuwe Drentsche Volksalmanak 1926, Afb. 5 en 6.