vingerring en een snoer barnsteenen kralen *); 3° tweemaal een
typisch gerekt-triangulair vroeg-bronzen dolkje, de eerste keer
(eveneens bij Zuidlaren 2)), versierd en te voorschijn gekomen uit
het hoofdgraf, ja, zelfs in gezelschap van een met kerfspatel zo-
nair georneerd, echt klokbekerfragment, de tweede keer (teBaarn),
daarentegen onversierd, gevonden in een secundair graf, boven
een centraai primair, in een laat-neo-, of aeneolithischen heuvel
met houtbouwsporen; 4° eenmaal (te Zeijen3)), eveneens in het
centrale hoofdgraf, een dito, doch langer dolkje, te zamen met
een slijpsteentje van schist; 5° eenmaal (te Weerdinge4)) een op
doorsnede bol-driehoekig bronzen of koperen (pols)ringetje in een
nevenschachtgraf van een kindje, enz.
Wanneer men nu voorts in aanmerking neemt, dat desub 1°— 4°
genoemde grafteekenen ronde tumuli met een hoofdgraf in het
midden, de onder 5° vermelde en nog een paar andere, eveneens
bij Weerdinge en Valthe gelegene, daarentegen langgerekte
grafheuvels met twee hoofdgraven in de brandpuntenzijn; wanneer
men daarbij tevens bedenkt, dat zoowel de hoofd- als nevengraven
in alle genoemde gevallen gestrekt-rechthoekig zijn, nu echter eens
met, dan weer zonder steenpakkingen, en wel in alle mogelijke
vormen vanaf een vrij volledigen veldsteenkist tot een enkelen
steep toe, en wanneer men zieh eindelijk, naast de, evenals bij de
hunebedden, zoo ongelijke getalsverhouding tusschen rond- en
langgraven, nog bovendien realiseert, dat ook de bewuste plaggen-
heuvels soms door min of meer volledige veldsteenkransen of zelfs
dito plaveisels nader gekenmerkt worden, dan vertoonen deze in
dat alles eene reeks van eigenaardigheden, welke uit die van de
liggende en dus voorafgaande, speciaal laat-megalithische gedenk-
teekenen onmiddellijk verklaard kunnen worden en die het organisch
verband tusschen beide volkomen bevestigen. Zij demon-
J) Vergi, Tekstfig. 18: 2, 6, 5 en 7.
2) Vergl. Tekstfig. 17: III, 14 en 15.
3) V a n G if f e n , A. E.: Grafheuvels uit den vroegen bronstijd bij Zeyen,
N. Drentsche Volksalm. 1920. Vergl. Tekstfig, 19.
4) V a n G if f e n , A. E.: Voortgezette mededeelingen enz. N. Dr. Volksalm.
1924. Vergl. Tekstfig. 20: Ib, vak 4 -B sub 1.