3° Het steengraf schijnt, te oordeelen naar zijn eenen deksteen,
een soort van ondergrondsche dolmen geweest te zijn, met een
toegang,, die door twee steenen gesloten was.
4° Het vaatwerk bestond niet uit urnen, aangezien het zand
Zonder asch en beenderen bevatte J).
Wat aangaat de indentificatie, zoo meen ik, dat het bewuste
steengraf het z.g.n. Weerdinger hunebed is. Het Staat nog aan-
gegeven op de oude topografische stafkaart 1 : 50.000 en is ook nu
nog aanwezig als een sterk beschadigde hunebedheuvel midden
op het heideveld tusschen Odoorn, Valthe, Weerdinge, Kleindijk
en Emmen. Een ander vernield hunebed, even ten zuiden van het
Z.g.n. Spabosch bij Valthe, door schrijver nagegraven in 1920,
komt voor identificatie niet in aanmerking, aangezien dit nog in
de gemeente Odoorn is gelegen, terwijl het eerstgenoemde zuidelijk
van de grens tusschen de gemeenten (resp. Marken) Odoorn en
Emmen voorkomt.
D,XXXIa VERDWENEN HUNEBED Zdl. van EXLOO,
AUG. 1843.
(J. S. MAGNIN, D. H. V. D. SCHEER en H. BRAAMS)
Tijdens het onderzoek van het z.g.n. Hunsow in 1843, door
Magnin, van der Scheer en Braams, werd door hen ook een groote
tumulus, waarin een hunebed verborgen was, Ndl. van Hunsow
en Zdl. van den esch van Exloo ontgraven. Magnin zegt daarover
in zijn door mij in 1921 gepubliceerd verslag2):
Wy hebben wyders, daar toch vergunning tot het doen van vergravingen
was erlangd, en de marktgenooten er geene bedenkingen tegen hadden, van
die vergunning gebruik gemaakt, om eenen tumulus van buitengemeene
grootte, tusschen den aarden wal ten noorden van Hunsow en den Exloschen
esch staande, op te delven en te onderzoeken.
*) De in het Asser Museum sub. 1875/1. 3 geherinventariseerde scherven
zijn m.i., op grond van de daarop aangegeven vondstomstandigheden, uit dit
hunebed afkomstig. Zij bestaan uit gewoon megalithisch aardewerk met inge-
stoken versieringsmotieven.
2) 141: p. 90 e.v., speciaal p. 112—114.
„Die tumulus was hoog 3 el 9 palm en had eenen omtrek van 40 eilen. Wij
„groeven over en längs den beganen grond en vonden in het bergje drie ringen
„van keyen, ongeveer 9 palmen van elkander verwyderd. Deze 3 ryen keyen,
„in de tusschenruimten met zand en keisteenen aangevuld, waren van boven
„zoo digt aaneen gewerkt, dat uit dezelve waren opgetrokken twee bogen of
„gewelven, alsmede van vlinten, waarvan de tusschenruimte mede van zand
„en steenen gevuld was.
„De ringen en bogen met hetgene zieh daartusschen, op en onder bevond,
„weggeruimd hebbende, vonden wy eenen zoogenaamden grafkelder, tegen
„alle verwachting aan in de rigting van zuid en noord, zamengesteld uit drie
„keyen, welke door deskundigen gezamenlyk worden geschat op het verbazende
„gewigt van 70.000 Nederl. ponden en welker benedenkanten ongeveer een
„el dieper liggen dan de begane grond. De minst zware dier 3 steenen, die
„aan beide zyden platachtig is, bevond zieh in een schuinsche rigting tusschen
„de beide andere, en eenpariglyk zyn wy van oordeel, dat dezelve oorspronkelyk
„heeft gediend tot deksteen op de overige twee steenen, waarvan de westelyk
„liggende van boven naar den westkant is uitgezakt, ten gevolge van welke
„uitwyking de deksteen zal zyn gekanteld en tusschen de ligsteenen ingeschoten.
„Door de uitzakking van boven werd het onderste gedeelte van den westelyken
„steen naar den oostelyken steen toegeperst, zoodat de ondereinden der lig-
,,steenen aan elkanderen raakten, terwyl daardoor en door het inzakken van
„den deksteen, is veroorzaakt, dat in den kelder gevondene urna's, welke met
„beenderen en asch van verbrande lyken en met houtskool zyn gevuld geweest,
„geheel waren verbryzeld. Het mögt ons alzoo niet gelukken, daarin eene
„enkele ongeschondene urn te vinden. Ook hebben wy in den kelder of heuvel
„geene steenen wapenen, noch iets anders., hoegenaamd ontdekt.”
Uit het bovenstaand verslag volgt, dat dit steengraf niet het-
zelfde is, als dat, hetwelk thans nog Zdl. van Exloo wordt aange-
troffen. Dit laatste heeft eene andere richting; bovendien is de
configuratie anders en het aantal kelder steenen grooter. Het is
daarentegen hetzelfde als het door Janssen sub Exloo 3 aangegeven
en afgebeelde hunebedx). Dit laatste bestond immers ook uit 3
geheel overeenkomstige steenen en had volgens Janssen's teekening
eveneens eene N d ^ Z d . gerichte lengteas. Overigens zegt Janssen
dit ook zelf2).
Hij voegt er nog aan toe3) persoonlijk beenderen in dat graf te
*) 56 en 57: Exloo 3.
2) 56: p. 17.
3) 56: p. 17, 50 en 188.