werden nu echter enkele voorwerpen, o.a. verschillende vuursteenen
beitels1), aangetroffen, welke direct gelegen waren op een circa
8—10 c.M. dik steengruislaagje, waarmede de er onder liggende,
dicht gevoegde, primaire keienvloer geeffend was 2). Hier scheen
de toestand dus ook in dat opzicht meer ongestoord en zoo
werd r de verwachting levendig, dat deze onder den otngevallen
Z1 nog de oorspronkelijke kon zijn. Deze steen werd derhalve op-
gevijzeld en tegelijk werd het Nd.W. uiteinde van den naar schatting
circa 28 ton zwaren deksteen D1 een weinig gelicht. Daarbij bleek,
dat de standkuil van Z1 nog voor een deel open of althans slechts
met een weinigje losse aarde gevuld geweest kan zijn, want met een
kort rukje herplaatste deze steen zieh per slot zelf, zoodat mag worden
aangenomen, dat hij precies in zijn ouden stand is teruggekomen.
Daarna lieten wij D1 weer zakken, zoodat deze weer kwam te rüsten
op Z1. De nieuwe toestand is dan nadien zoo gelaten. Inderdaad bleek
nu de situatie onder den herplaatsten steen oorspronkelijk. De er
onder gevonden bijgaven3) lagen op het reeds genoemde laagje steen-
gruis. Zij waren, met uitzondering van een trechterbeker, die
juist had gelegen onder eene kleine holte in den binnenwand van
Z1 en daardoor gaaf was gebleven, gebroken. De samenhoorige stuk-
ken lagen echter meestendeels bij elkaar en wel zoo, dat de toestand,
waarin zij gevonden werden, alleen te verklären is, door aan te
nemen, dat zij bij het omvallen van Z1 eenvoudig kapot gedrukt
en verpletterd zijn1). De gevonden situatie geeft dus eenigszins
weer, hoe een en ander in den kelder oorspronkelijk is meegegeven.
J) No. 59—63, vergl. PI. 144, D: vakken I/J 24/25; PI. 154: 25, resp.
24, 23 en 20 en Tekstfig. 10.
a) Tekstfig. 10 en PI. 140.
3) Vergl. PI. 139; PI. 140; PI. 146,hoekteekening; PI. 144, D, vak24—H: No.
78, 70, 71 enz.; PI. 153: No. 17, 66, 79 enz. N.B. de hoekteekening van PI.
146 geeft een kijk in den met behulp van plattegrond en foto perspectivisch
geteekenden kelder met eenige der herstelde en i*s* geplaatste potjes, doch
niet met alle. Het beeid wäre o.a, nog te completeereri met het lampje PI. 154:
17, het kraagfleschje PI. 154: 5 en den scherp geschouderden terrinevorm PI.
154: 78 (resp. No. 67 en 76, vondstenkaart Pi. 144, D), waarvan het eerste
op de gereproduceerde foto PI. 140 nog wel tusschen de trechterbekers te herkennen
is.