„vlak, en bepalen eene ruimte van twaalf voe t enin de langte, van het
„Oosten naar het Westen uitgestrekt, zeven voeten in de breette, en
„vyf voeten in de diepte. De ingang, die in het Zuiden en twee voeten
„breed is, (hebbende een van de drie groote veldflinten ten Oosten,
„en twee ten westen) gaat met vier trappen nederwaarts, en is, gelyk
„ook de vloer, van kleindere keisteenen in zand gelegt, gemaakt. Door
„het graven, by het ontdekken dezer kelder, zyn er, zoo in als rondom
„den zelven veele Urne, of aschbussen, met verbrande beendere (waar
„onder sommige nog kenbaar waren) en met asch gevuld, dog echter
„meest beschädigt of geheel in stukken, gevonden; gelyk ook eenige
„steene beitels, van iets meer dan een duim breed, en twee duim lang,
„uitgezondert een, die wel drie vierendeelen van een voet lang, en maar
„een halve duim breed is. Eenige derzelve gelyken naer de gemeene vuur-
„steenen, en andere naar het Duitsch agaat. Sommige zyn, het scherp-
„geslepen einde alleen uitgezondert, geheel ruw, andere daar en tegen
„geheel glad, en byna als gepolyst. Opdat nu dit bezienswaardig monu-
„ment der oudheid niet geheel mogte worden gesloopt en geruineert,
„is door de Regering van dit Landschap, ingevolge een zekere Reso-
„lutie2), dewelke verbied diergelyke oudheden te violeren, het verdere
„graven daar in en om verboden, en daar by gelast, dat de vloer die "er
„alrede was uitgenomen met dezelfde steenen wederom zoude worden
„ingelegt, gelyk ook ten eersten geschied is.”
x) N.B. Hier zijn Groninger voeten bedoeld (21: p. 6). Ingevolge de om-
rekening naar W ilage, H. G. (Tafels v. d. Wisselkoersen benevens de verhoud.
v, d. munten, maten en gewichten etc. tot de Nederlandsche, 1840) is 1 voet gelijk
aan 0.314 M. en 1 duim aan 0.026 M. Nu zijn 14 Groninger voeten gelijk aati
13 Rijnlandsche en 1 Groninger voet is dus 0.291 M. De opgegeven maten zijn
dus in M. resp.: 3.50, 2.04 en 1.46. Wij vonden (Dl. I : D 12) achtereen-
volgens voor de lengte 3.32, voor de breedte 1.62 aan den west- en 1.83 aan
den oostkant. De schrijver in de Jaarboeken stelt, bij gelijke hoogte, de lengte
en breedte op 9, resp. 6% voet, dat is dus 2.62 bij 1.80, zoodat onze maten voor
de lengte met die van van L ier, voor de (grootste) breedte met die van den
Jaarboekschrijver overeenstemmen.
2) Van L ier doelt hier blijkbaar op de resolutie van Drost en Gedeputeerden
van Drenthe d.d. 21 Juli 1734. Dat besluit (Vergl. 70: p. 38 e. v.) luidt aldus:
„Drost en Gedeputeerde Staten der landschap Drenthe:
„Alzo wy in gewisse ervaringe zyn gekomen, dat op veele plaatsen in deze
„landschap, in het verkopen en wegvoeren van veldstenen, merkelyke excessen
„worden begaan, niet alleen door de markgenoten selfs, maar ook door de
„meyeren en andere gedisqualificeerde ingesetenen, met te verkopen en doen
„removeren van markstenen, voordestenen en andere scheidstenen, ja
„selfs ook van de sogenaamde Hunebedden, die, allenthalven, als waardige
„monumenten en van ouds beroemde gedenktekenen, behoorden geconser-
„veert te worden: so is ’t, dat wy, mits dezen, wel ernstelyk interdiceren en
„verbieden aan alle en een iegelyk, om enige scheidstenen, mitsgaders de
„stenen van de sogenaamde Hunebedden, te mögen verkopen, removeren
„of vervoeren, bij de poene van hondert goltguldens t'elken reyse te
„verbeuren boven de waardije van de verkofte of weggevoerde stenen.