tot op groote hoogte, zooals bijv. tusschen Z1' en Z2' 1), met stop-
steenen gedieht; ook hier waren deze laatste met de vlakke zijden
naar binnen gekeerd. Het waren scherpe, ten deele zelfs onderling
nog passende stukken. Voorts waren ook de kelder- en poort-
waarts gekeerde vlakken der groote steenen buitengemeen vlak en
onverweerd, zoodat zij, althans ten deele, kunstmatige splijtvlak-
ken voorstellen 2). Een en ander bevestigt Zoo nog eens opnieuw
de vaardigheid, die de hunebedbouwers in de bewerking van den
natuursteen bezaten. Van eenig verschil in breedte tusschen de
beide kelderuitemden, dat bij de te voren onderzochte hunebedden
telkens kon worden vastgesteld, viel hier niets te bespeuren: de
Z.Z.W. en N.N.O. zijde waren even breed, t.w. 2.20 M. Alleen
had de eikenboom tusschen Z4' en Sl2 eerstgenoemden steen in den
jongsten tijd iets op zij gedrukt, zooals dit o.a. kan blijken uit het
vloerplaveisel westelijk daarvan. Voor het overige was de kelder van
binnen, bij eene overal ongeveer gelijke vloerbreedte van 2.20 M.,
beneden circa 6.50 M., boven 5.90 M. langen voorts 1.50 ä 1.70 m !
hoog. Zoodoende hebben middelmatige personen er aanvankelijk
in nauwelijks gebogen houding in kunnen verkeeren. Later werd
dit natuurlijk anders.
Nog op een punt meen ik de aandacht te mögen vestigen. Uit het
bovenstaande volgt m.i. nl. duidelijk, dat de zuidwestelijke zijsteen
Z1 in het begin, dat de kelder in gebruik was, moet zijn omgevallen,
doch dat men den kelder daarna heeft voortgebruikt. Ja, nsdym
heeft men blijkbaar nog een tweeden drempelsteen geplaatst,
om het zieh gemakkelijker te maken. De onmiddellijke conse-
quentie van die, voorzoover ik zie, juiste conclusies is echter
deze, dat de kelder, ondanks het feit, dat de steenwand aan den
zwdwestkant eene groote opening kreeg, toch gesloten is gebleven.
Hieruit volgt m.i.: 1° dat ook deze kelder aanvankelijk rondom met
aarde en steenen, minstens ter hoogte van den onderkant der dek-
steenen, bedekt geweest moet zijn, op de wijze als bij D 40, waarmede
het hunebed ook naar den vorm en de grootte veel overeenkomst
vertoont; 2° dat de hunebedbouwers den omgevallen zijsteen niet
gemakkelijk hebben kunnen herplaatsen. Dit geeft misschien
indirect steun aan de bij laatstgenoemd hunebedje gegeven voor-
stelling van de bouwwijze, in zooverre daarbij verondersteld
werd, dat men de draagsteenen eerst in de gewenschte orde en
houding tegen een uitgespaard, eventueel verhoogd, middenstuk
heeft geplaatst. Daartegenover pleit de gevonden situatie voor de
aanwezigheid van een aanvankelijk tamelijk hoogen heuvel.
b) D, XXII. Over den bouw van D 22 kunnen wij, na het voorafgaande, al heel
kort zijn. Reeds bij het heuvelonderzoek bleek, dat in den zuidelijken
kelderwand 3 zijsteenen te voorschijn kwamen. Want, in afwijking
van den gewonen regel, bleek de westelijke deksteen D1 in dit geval
aan den zuidkant gesteund door twee zijsteenen. Vandaar, datik
deze Z1'“ en Z1^ genoemd heb1). De beschrijving van het hunebed
D 22 in Dl. I, waarin ik, afgaande op het extérieur, slechts 1
zijsteen onder het zuideinde van D1 aannam, behoeft dus in dit
opzicht correctie.
Hoewel de kelder tot aan de deksteenen gevuld was, zoodat
wij ons alleen in den Zd.W. hoek tusschen D1 en SI1 en Z1
toegang konden verschaffen, bleek slechts het bovenlaagje uit
humusrijk en in archaeologisch opzicht steriel zand te bestaan.
Reeds op eene diepte van 22,80—22.90 ÄN.A.P. kwam echter
eene, wel is waar los gevoegde, maar toch vrij regelmatige laag
keien te voorschijn. Van eenige betrekking tusschen de ligging dezer
steenen en de openingen in de kelderwanden was ook hier niets te
bekennen. Bovendien bleken immers de kieren tusschen de deksteenen,
zooals wij zagen, nog ten deele opgevuld met stopsteenen.
Ook hier hadden we dus te doen met eene opzettelijke steenbe-
dekking 2). Daaronder lag de geel-zandige vondstenlaag met zijne
gewone attributen, doch zonder menschelijke beenderresten. De
laag, hoewel tamelijk dik, liep zonder onderbreking door tot aan
den, ook hier met een laagje fijn gebrand veldsteengruis geëffenden,
primairen keienvloer. Deze lag wel is waar veel minder regelmatig