10
ß1" met omgeknikten rand
ß2 napvormen op hoogen
voet met handvatten
Tuitnapjes of lampjes
Meer of minder hooge, bolle
en slanke twee- of vieroorige
potten (amphoren)
Wijdbuikige, bolle schaal-
of komvormen met afzon-
derlijke halspartij (randschalen)
Bijzondere typen, overgangs-
en bastaardvormen
D 53
Havelte
3
D 40 D 30
Emmen Exloo
74
65
b Ander aardewerk
1 Zonder ooren, met versie-
ring
la Zonebekers, klokbekers enz.
lb Halspotbekers
lc Potbekers en dikwandige
potten
2 Met ooren en hoogstens en-
kele omloopende groeflijnen
c Onbepaalde stukken.................. - ±15
D21 D22
Bronneger
2 f l
(i)
14
± 10 ±15
Totaal
B St e e ne n voorwerpen
a Van vuursteen
1 beitels
■:344 ±35 ±69 ±263 ±41.
k smaltoppig
¡X1 Noord-Europeesch type
a 2 West-Europeesch type
ß breedtoppig
y onbepaald
(3) -
H B 1
2 M i
D 53
Havelte
2 pijlpunten
a. trapezoidaal
13 anders
3 mikrolithica, klingen etc.
b Van kristallijn gesteente
C S i era d i en
a Van git of gagaat............
b Van barnsteen........................
D 40 D 30
Emmen Exloo
1 - f -
1 -f-
D 21 D22
Bronneger
meerdere
meerdere
De vondsten, voorzoover is na te gaan, uitsluitend bestaande uit
bijgaven, zijn voor het overgroote deel samengesteld uit vaatwerk.
Slechts voor een betrekkejijk gering deel bestaan ze uit steenen
artefacten, voor een nog kleine» deel uit sieradien van git en barnsteen.
Met terzijdestelling van een ijzeren kogel uit D 13 te Eext,
is metaal slechts aangetroffen in D 19 te Drouwen, hetzij zuiver als
koper, hetzij gelegeerd als brons.
Met uitzondering van eenige bijna volkomen verteerde onver-
brande menschelijke beenfragmentjes in hetzelfde hunebed D 19
te Drouwen, zijn skeletdeelen uitsluitend gevonden in gecalcineerden
toestand. Zij komen voor, hetzij in den vorm van primaire lijkbrand-
overblijfselen, hetzij in dien van beenfragmentjes, welke eerst
secundair met vuur in aanraking geweest zijn, doch nimmer in het
gevonden vaatwerk.
Möge echter de lijkverbranding misschien niet geheel zijn uit-
gesloten, vast Staat, dat zij in den Nederlandschen hunebeddentijd
dan h o o g s t e n s sporadisch is toegepast. Doch ook al blijft
eene zekere correlatie tusschen het voorkomen van talrijker gecal-
cineerde beenderen en ceramische vondsten in Havelter stijl merk-
waardig, aan den anderen kant is niet minder teekenend het op-
treden van individueele, blijkbaar laat-neolithische skeletgraven met
megalithceramische bijgaven, zonder eenig spoor van lijkbrandresten,
Zooais ik dat bij Zeijen constateerde. Synchrone (brand)urnen
zijn in de Nederlandsche hunebedden niet aangetoond.
Naast de opvallende onevenredige verhouding tusschen aarden