chaeologen, misschien met meerdere reden gedacht kunnen worden
aan den vermoeden oorspronkelijken kraagheuvel van het door hen
onderstelde vrijstaande, oudste megalithgraftype, d.i. den dolmen.
Er is echter tenslotte nog iets anders, waarop de Weerdinger
hunebedheuvel, evenals de pas genoemde dubbel-heuvel bij
Zeijen, de aandacht vestigt. Ik bedoel de reeds meermalen gestipu-
leerde plaggenstructuur van de secundaire dek- of bovenheuvels.
Immers, deze is juist ook eigen aan die soort van heuvels, welke wij in
de laatste jaren bij ons te lande steeds beter hebben leeren kennen1),
en als typische bronstijdgrafheuvels interpreteeren. De uiterst
sporadisch voorkomende bijgaven uit de op zieh zelf staande of
verschillende, min of meer gelijktijdige, tot zelfs 2 M. onder
bodemniveau reikende, gestrekte, individueele boomkistgraven, welke
eveneens en zelfs speciaal aan deze heuvels eigen zijn, hebben, hoe
zeldzaam zij overigens o o k mögen voorkomen, reeds nu ten stelligste
bewezen, dat zij bij uitstek kenmerkend zijn voor de vroege en
vroegste bronscultures. Daaronder ontmoetten wij nl.: 1° tot twee-
maal (bij den Annertol te Zuidlaren2)) eene vroege bronzen (lijk-
kleed-) naald3); 2° eenmaal (te Weerdinge4)) in een der vier, tegelijk
met eene overigens aan aeneolithische tumuli eigen palissadeering,
daarin voorkomende nevengraven, bij elkaar: een rolkopnaald5),
twee groote radnaalden6), een schijfkopnaald, een polsring, een
*) Vergl. V a n G if f e n , A.E.: Eene Excnrsie over een aan praehist. overblijfsel-
rijk heideveld enz. (N. Drentsche Volksalm. 1926, p. 67 e.v. en de daar aange-
geven literatuur).
2) V a n G if f e n , A. E.: Merkw. graf heuvels bij den Annertol etc. (N. Drentsche
Volksalm. 1923) en Tekstfig. 17: I, 12 en 13. N.B. bovenin den grond-
slag van dezen tumulus staken 2 scherven (vak 3—t, No. 11 en 11a) van
hunebedden-vaatwerk.
3) Volkomen vergelijkbaar met de door K o s s in a afgebeelde naald (304: p.
56, Abb. 118: 3; p. 58 en p. 60, Abb. 126: 17) uit een heuvelgraf bij Altdorf
in Middel-Franken.
4) Vergl. boven p. 221a sub D 21 Bronneger en Tekstfig. 18.
5) Vergl. Tekstfig. 18, vak 4—G: 3. N.B. als S p l ie t h : Inventar der
Bronzealterfunde etc., Taf. 11, 18.
6) Vergl. Tekstfig. 18: 1 en 4. N.B. Precies gelijk als de door G ö tz e
<283: Taf. XII, 185; p. 252—253) afgebeelde van Waltersleben bij Erfurtin
Thüringen.