„Bij beschikking van den landdrost van 26 van Herfstmaand 1809
„werd ter kennis gebracht een koninklijk besluit van 12 te voren
„(1809, No. 22), waarbij gelden beschikbaar worden gesteld tot
„nasporing en opdelving van oudheden, welk een en ander de Land-
„drost ter kennis brengt van Mr. J. Hofstede, als door Z.M. ge-
„chargeerd met het opsporen van antiquiteiten in het Departement
„Drenthe.”
De tastbare resultaten zijner vroegere en latere opsporingen heeft
J. H ofstede geschonken aan het Koninklijk Museum van zeldzaam-
heden te Amsterdam. In twee zendingen, mede omvattend de col-
lectie van den Landdrost, zond hij ze, met begeleidende lijsten
resp. van 4 April en 18 Dec. 1809 *), op naar Amsterdam. Van de
eerste dier lijsten bevat het laatste gedeelte van den Catalogus der
schilderijen, oudheden enz. v/h Koninklijk Kabinet eene vrijwel
woordelijke copie2).
Uit een en ander blijkt dus, dat Mr. J. H o fs ted e in 1809 offi-
cieel belast en in Staat gesteld werd opgravingen te bewerkstelligen:
een soort van opgravingsdienst derhalve!
Blijkbaar hangt ook bovengenoemde opgraving daarmede samen,
hetzij dan als aanleiding daartoe of wel als gevolg daarvan.
Vast Staat in ieder geval, dat Mr. J. Hofstede in dien tijd, zoo-
als uit de vondsten en de betreffende literatuur straks nog zal
blijken, meerdere opgravingen verricht heeft.
Aangezien later 3), nl. in 1870, nogmaals in het Looner hunebed
gegraven is, meen ik echter de bespreking van de boven aangestipte
bijzonderheden te kunnen uitstellen. Wij zullen deze dan te zamen
met de resultaten van dat latere onderzoek verwerken.
D,XLI HUNEBED N dl. van EMMEN, 22 APRIL 1809.
(J. HOFSTEDE)
Bovenstaand hunebed werd in 1809 ontdekt en op verzoek van
den landdrost van Drenthe, Mr. P. H ofstede, nog in datzelfde jaar
!) 70: p. 26-27.
2) 34.
3) Vergl. p. 56 sub Loon 1870.
onder toezicht van zijn’ broeder J. Hofstede onderzocht en op-
gemeten.
Het daarover door den laatste samengestelde rapport verwerkte
de goeverneur P. Hofstede zelf. Hij bracht daarover verslag
uit aan de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen te
Haarlem. Ook zond hij het bewuste verslag aan koning L odewijk
N apoléon en wel als bijlage van een door hem aan zijne Majesteit
gericht schrijven d.d. 16 Mei 1809 % Dit verslag werd, in aansluiting
bij de met goud bekroonde verhandeling van Westendorp, opgei)
Bedoeld schrijven is aanwezig in het Rijksarchief te Assen, sub. G,
No. 127, en luidt aldüs:
Assen, le 16 May 1809.
Le Land-Drost à
sa Majesté le Roi de Hollande.
Sire!
Le Bailli Pothoff me fit dernièrement savoir que, dans le voisinage dEm-
men hameau situé au sud de ce Département on avoit par hasard découvert,
sous un tertre de sable ou Tumulus une ancienne cave sépulcrale de la plus
grande sorte,‘.',ét d'un aspect extérieur vraiment imposant.
Te crus, devoir charger aussitôt des recherches ultérieures, Mr. le Receveur
général J. H ofstede, qui, il y a quelques semaines, a envoyé au muséum
Royal à Amsteldam, son cabinet d'antiquités Drenthoises, je l'gtonsai donc
à se rendre, accompagné d'un habile dessinateur à la cave découverte pour
y faire toutes les fouilles et perquisitions nécessaires, et m’en donner en
I suite son rapport.
L’exposition exacte et le dessin fidèle, que je prends la liberté de présenter
7*. votre Majesté, pourront la convaincre que cette découverte nous a fait con-
noitre un monument précieux de la plus haute antiquité. J'aurai soin que les
urnes et autres effets trouvés, dont je joins également ici le dessin, soient envoyés
au muséum. .
GêS étonnans restes des anciens habitans de ce pays, quoique construits
certainement bien longtemps avant que le métal fût connu dans ces contreesf)
fait naître néanmoins, dans l'esprit de nos paysans le fol espoir d y trouver
des trésors, et les porte à en sonder l’intérieur avec, des tamères ou fars
pointus, qui brisent les vases fragiles de terre, ou sont renfermées les cendres
de ces corps brûlés: j'ai donc cru. Sire! devoir m'y opposer par la defence ci
jointe. .
T'ose espérer que ma conduite à cet égard sera, dans tous les points,
approuvée par votre Majesté, et je prends la liberté de la prier de vouloir bien
ordonner qu'on mette entre les mains de Mr. J . H ofstede, à charge d en rendre
compte, une certaine somme, pour fournir aux frais des recherches des antiquités
de ce Département, conformément à la volonté que votre Ma) este a
daigné me faire connoître verbalement. C est etc.