De
voor het tegendeel van datgene, wat men op het eerste geeicht zou.
vermoeden, d.w.z. van lijkverbranding. Wij hebben hier vermoede-
lijk minder te doen met lijkbrandresten, dan wel met secundair
aan het vuur blootgestane skeletdeelen en zoo geven zij noch direct,
noch indirect steun aan de vroegere en verouderde opvatting, dat
de hunebedden begraafplaatsen van urnen zouden Z i jn . Toch blijft
het eene opvallende merkwaardigheid, dat juist van D 20 te Drouwen,
waarin, naast het gewone, ook een ander soort aardewerk optrad,
meerdere gecalcineerde beenderen vermeld worden; dit te meer,
omdat dezelfde betrekking zal blijken te gelden voor het onderhavige
Havelter hunebed. De andere mogelijkheid, dat men in de gevonden
gecalcineerde beenderen overblijfselen van menschenoffers of wel
Sporen van kannibalisme zou kunnen zieh, laat zieh denken, doch
moeilijk bewijzen, Knaagsporen heb ik op beenderresten niet
kunnen vinden. Jammer is alleen maar, dat in de vondstenlaag der
Nederlandsche hunebedden menschelijke resp. dierlijke en plant-
aardige overblijfselen niet beter geconserveerd zijn. Op de oorzaak
daarvan wezen wij reeds boven.
artefacten.
Aangezien de aanwezigheid van gecalcineerde beenderresten in
onze steengraven dus zeer mogelijk, om niet te zeggen blijkbaar
alleen, als het gevolg van toevallige blootstelling aan vuur verklaard
kan worden, zoo is misschien ook omgekeerd de vraag gewettigd,
of men niet de z.g.n. partieele lijkverbranding voor een deel op die
wijze heeft te verstaan. Daarnaast kan men zieh nu tenslotte
nog afvragen, of niet aldus de overgang van skelet- in brandgraf,
van begraving tot verbranding, althans plaatselijk op on-
gewrongen wijze verklaard kan worden, al geef ik toe, dat men
hierbij in het algemeen aan eene geleidelijk gegroeide vergeestelijking
van opvattingen zal hebben te denken1).
De ar t e f a ct en bestaan, evenals te Drouwen, uit voorwerpen
van gebakken aarde (A), van steen (B) en van barnsteen en gagaat (C).
A Aardewerk. Ook hier, evenals ginds, eene ontzaglijke massa
aardewerk, ruim 10 manden scherven, volgens eene globale schatting
afkomstig van circa 500 potten, doch, in tegenstelling met die te