1 K.M. oostelijk van het gehucht Spier in de gem. Beilen, het
reeds vroeger gememoreerde steengraf je 1).
De ruim 1 M. hooge, aan den kruin ingegraven, tamelijk ronde
heuvel had een diameter van circa 20 M. Beyerinck vond daarin
de overblijfseien van een ongeveer O.—W. gerichten steenkelder2).
Deze bestond uit een aan den noordelijken voet nog door een stop-
steen gesteunden sluitsteen (Sl1), staande i.s. aan de westzijde, en
voorts uit drie meer of minder verplaatste in N.W.sZd.O. rich-
ting in een lijn gelegen zijsteenen. Daaromheen bleek reeds
vroeger gegraven! Voorts meent hij aan de noordzijde de stand-
Sporen van enkele zijsteenen te hebben vastgesteld.
Aan de noordzijde der meest zuidelijke zijsteenen Z1'—Z3' en
oostelijk van den westelijken sluitsteen Sl1 vond genoemde zegsman
eene circa 0.75 M. dikke laag van ingestort materiaal, bestaande uit
Zand en scherpkantig steengruis. Daaronder bevond zieh eene zware
„heidehumuslaag” , die op haar beurt eene op een keienvloer rüstende
circa 0.20 M. dikke cultuurlaag bedekte. Beyerinck onderzocht
deze tot op een afstand van 4 M. oostelijk van den genoemden sluitsteen,
doch had daarmede het einde nog niet bereikt. De keienvloer
was wel is waar geen regelmatig plaveisel, aangezien dit laatste tal
van onderbrekingen vertoonde, maar toch bleken sommige gedeelten
met zorg gelegd op het blanke onderzand. Vermoedelijk is de vloer
dus reeds bij de vroegere, blijkbaar door keiendelvers verrichte,
schending hier en daar gestoord en opgebroken. Intusschen, hoe
dit ook zij, onmiddellijk boven dien keienvloer, soms ook tusschen
de vloersteenen en chaotisch dooreen, lagen de vondsten, bestaande
uit eene groote massa scherven, welke hoogstensnogtot0.20M.
boven den vloer werden aangetroffen3). Voor het overige ontmoette
Beyerinck nog vrij vele gecalcineerde menschelijke beenderfrag-
menten, deze evenwel nergens in aardewerk.
De vondsten zijn, slechts enkele vaatwerkscherven en de natu-
ralien uitgezonderd, in Sept. 1924 door Beyerinck afgestaan aan
het Museum te Assen, waar ze thans bewaard worden.
x) Vergl. PL 120: z en Tekstfig. 12.
2) Vergl, Tekstfig. 12: 1.
3) Vergl. Tekstfig. 12: 1—20.