heer J. M. J a n s en , gelegenheid de restanten van het in 1817 door
J. K o uw en s d e S il l e ontgraven en reeds boven besproken z.g.n.
Weerdinger hunebed (vergl. Dl II, p. 52) nauwkeuriger na te gaan.
Dit onderzoek had eerst plaats, toen de Rijks-ontginning van het
geheele heideveld tusschen Emmen, Weerdinge, Valthe en Odoorn
reeds tot voorbij den bewusten hunebedheuvel gevorderd was.
Daarbij werd het genoemde heideveld, voorzoover in de gemeente
Emmen gelegen, voor boschaanleg met de spade drie steek omgelegd.
Ten gevolge van de door omstandigheden zeer vertraagde in druk
verschijning van dit werk is het mij mogelijk over en naar aanleidmg
van dat onderzoek hier nog eenige opmerkingen ten beste te geven,
Zoomede eenige opgravingskaarten en andere afbeeldingen *) in
te lasschen.
Het onderzoek Het bleek al dadelijk, dat de betreffende heuvel inderdaad een
totaal vermeid hunebed bevatte, Jammer is het, dat door een
misverstand het oppervlak reeds na de eerste proefgraving, doch
voor het eigenlijke onderzoekje2), werd omgespit. Daardoor was
nl. de bovenlaag tot eene diepte van circa 0.60 M. geheel gestoord.
Behalve tal van scherpe steenen en scherven van het gewone
hunebeddenaardewerk, zoomede de voor de hunebeddencultuur
kenmerkende trapezoidale pijlpunten, kleine vuursteenmesjes, dito
schrabbertjess) etc., vonden wij hier verhoudingenä), zooals wij
die leerden kennen bij de bespreking van de overblijfselen der
hunebedden D 35a bij Valthe in Drenthe, F 1 te Rijs in Friesland,
en O 1 op de Eeze bij Steenwijk in Overijsel. Ik zal daarover dan
ook niet uitweiden. Slechts vestig ik nog in het bijzonder de
aandacht op een tamelijk grooten schrabber (racloir)5) en een
kleinen nucleus6), voor het overige verwijzend naar het betreffende
staalkaartje der vondsten onder de opgravingskaart. Deze möge
daarover voldoende inlichtingen verschaffen3).
2) Vergl. Tekstfig. 13—21
2) Vergl. Tekstfig. 13: profiel A.
3) Vergl. Tekstfig. 13: la—Im en 2a—c.
4) Vergl. Tekstfig. 13: I —III.
5) Vergl. Tekstfig. 13: l h.
6) Vergl.^Tekstfig. 13: l f.