slechts naar den heuvelvoet doet zij dit tegelijkertijd ook van het
oorspronkelijke terrein. Meer naar het midden mist echter het oude
grondvlak de daarvoor typische structuur, Boven dien primairen
heuvel ontmoeten wij hier echter wel, evenals aan de tegengestelde
zijde, eene tweede, eveneens door eene dünne oerzandlaag geteekende
verhooging, op welker helling zelfs, evenals ginds, een volgestoven
kuil1). Daarop vinden we dan ten slotte nog eene derde verhooging
met nauwelijks ontwikkelde oppervlaktestructuur.
Een en ander is zoo dus volkomen vergelijkbaar met de boven in
het Nd.W. en Ndl. heuvelgedeelte aangetroffen 'Verschijnselen.
Aangezien nu de steenen weg aan den oostkant ontbreekt, de twee,
bovenste oppervlaktestructuren slechts op eene kortstondige of
voorbijgaande etappe in het ontstaan van den heuvel wijzen, daar
schijnt de boven in tweede irstantie voorziene mogelijkheid voor
die ontstaanswijze inderdaad de meest juiste. DeBteuvel is dus
vroeger blijkbaar inderdaad hooger geweest en het steengraf schijnt
dus, zöo gezien, tweemaal met geruimen tijd daartusschen geruineerd
te zijn. Alleen de peripherische, en, voorzoover in profiel I zieht»
baar, sterk ontwikkelde oerzandlaag geeft het oude heuveltalud weer.
Ondanks het feit, dat de grond in den toegang en oök nog daarvoor,
in recenteit tijd totaal vergraven en zelfs diep uitgespit bleek
te zijn, kon voorts met zekerheid worden vastgesteld, dat de bedoelde
oude heuvelhelling vöör de poort tot meer dan halverhoogte van
den nog aanwezigen poortzijsteen P1 gereikt moet kebben2j.
Aangezien de bedoelde minimaalhoogte van den heuvel daar ter
plaatse 23 + N.A.P, was, de drempeisteen daarentegen slechts
tot circa 22.1Sv1:SN.A.P. reikte, lag de laatste dus minstens circa
0.85 M. lager.
Bij het verdere ottderzoek van den toegang, waarop wij thans
terugkomen, was het .van den aanvang af duidelijk, dat de grond
daarin en noordelijk daarvan in lateren tijd geheel vergraven en
daarna weer äangevuld is. Enkele vondsten van typisch hunebedden-
aardewerk in die losse vulling bewezen, dat een en ander in den-
J) Vergl. Pi. 130: profiel J, vafc U.
2) Vergl. PI. 130: profiel 7.
zelfden tijd had plaats gegrepen als de vergraving van den kelder-
inhoud*■). Een baardmanscherf daartusschen doet vermoeden, dat
dit in de 16de of 17de eeuw plaats gehad heeft, een vermoeden,
dat dus steun vindt in de mededeeling van Westendorp en Olden-
HüiS-fÜfoNCKENS, dat al in hun tijd het hunebed reeds sedert on-
heugelijken tijd geschonden was.
Na de verwijdering van den aangevulden grond bleek voorts:
1° dat de steen O. van Z1' inderdaad als zuidelijke poortzijsteen P1
den toegang zuiver flankeerde en dat de ruimte tusschen dien steen
en Z1' van binnen uit zorgvuldig met stopsteenen gedieht was;
2° dat de bodem van den toegang tot aan den drempeisteen geheel
vergraven en diep ingespit was; 3° dat de in den toegang gevonden
steenen alle in lossen grond gelegen waren en dus over een vloer
daar ter plaatse niets zegden; 4° dat echter aan den anderen kanf
tegenover P1 aan de rechterzijde een daarmede overeenkomstig
standspoor duidelijk in het oog sprong 5). Dit laatste was dus blijkbaar
van den ter plaatse verdwenen poortsteen P1'. Het lag nl. niet
alleen geheel overeenkomstig met den nog aanwezigen P1, doch was
bovendien nog met enkele i.s. gelegen veldsteenen omgeven1).
Uit een en ander mag men dus concludeeren, dat de toegang van
D 40 het karakter van een putje, een verdiept voorportaaltje gehad
heeft.
Gegeven de gevonden maten, kan dit portaaltje dan minimaal
0.65 M. breed, 1.30 M. iang en 1 à 1.10 M. hoog geweest zijn.
Dit laatste, indien men althans in dit geval van hoogte spreken kan.
De geringe ruimte in aanmerking genomen, is het immers zeer
waarschijnlijk, dat een poortdeksteen hier van den aanvang af ont-
broken heeft. Hetzij nu, dat men zieh dit portaaltje op de wijze als
bij den Eexter grafkelder door een sedert vermeid steenen trapjej,'1
hetzij op andere wijze, bijv. door een hellend vlakje, gecompleteerd
moet denken, in ieder geval Staat het vast, dat de ingang hier geheel
anders geweest is dan bij het Havelter hunebed.
Uit de gevonden configuratie volgt met zekerheid, dat men om