Laat ons echter, gezien de vrijwel volkomen vergelijkbaarheid
met het laatstelijk uitvoerig besproken hunebed D 40, waarmede het
eigenlijk alleen door grootere afmetingen verschilt, in dit geval
beginnen met het heuvelonderzoek. De bewuste vergelijkbaarheid
is zoo volkomen, dat in dit opzicht, onder verwijzing naar de betreffende
afbeeldingen, met enkele opmerkingen kan worden vol-
staan.
M m I B Het onderzoek van den heuvel hadplaatsopdewijze,alsreedsbij
tuur] de poortket onderzochte Emmer hunebed door mij is aangegeven. Hetboven
en de daarover opgemerkte kan derhalve ook hier gelden. Vooral werd zorg
ondergrond. gedragen om, 1° in verband met de poortkwestie eene zuiver fneHian»
coupe door de poortvulling en de heuvelbestanddeelen daarvöör
te verkrijgen1), 2° ter nadere bestudeering van de heuvelstructuur
Zooveel mogelijk doorsneden loodrecht op den kelderomtrek te
vervaardigen 2). Pas daarna werd de heuvel, eerst met uitsparing
van de talrijke ook hier, evenals bij het Emmer hunebed, daarin
voorkomende steenen, tot op den ongerepten moederbodem af-
gegraven 3). De resultaten van de nieuwe ontgraving bevestigen
geheel die, welke bij het laatste hunebed verkregen werden. Zij vullen
elkaar over en weer aan.
Afgescheiden van soortgelijke moeilijkheden bij de onderscheiding
van den lossen en vasten grond, constateerden wij bij het Exlooer
steengraf vrijwel dezelfde heuvelstructuur. Ook hier de kegel- en
mantelvormige, doch blijkbaar door keiendelvers veel sterker
gehavende groepen van bevestigings- en plaveiselsteenen. Alleen was
de toestand aan den zuidkant van den kelder en voor de poort, minder
gestoord door recente vergravingen 4). Ook bij dit hunebed bleken de
plaveiselsteenen nog min of meer i.s. te zijn en voor de poort längs
door te loopen. Ook hier werd een sterk in het oog springende, op som-
mige plaatsen eveneens dubbele, doch overigens veel minder regel-
matig verloopende en homogene oerzandbank aangetroffen 2). Ook
4) Vergl. PI. 132 en 137: II.
2) Vergl. PI. 137.
3) Vergl. PI. 136.
4) Vergl. PI. 132 en 137: II.
hier kwam bij de afgraving een schoone ondergrond te voorschijn
en wel op een niveau van circa 19.00-—19.05 +N.A.P. Dit is dus,
gezien de hoogte der omgeving, geheel in overeenstemming met de
verwachting. In dien moederbodem sprong eveneens een met aarde
en steengruis aangevulde standkuil, met eene doorsnede van 4.9
bij 8.9 M., direct in het oog, terwijl standsporen van eventueele
kranssteenen, evenals bij D 40, geheel ontbraken4).
Aldus vormt de gevonden situatie bij het Exlooër, eveneens onge-
veer Nd.—Zd. georiënteerde hunebed in groote trekken eene her-
haling van die bij D 40 te Emmen. M.m. kan het daarover gezegde
ook hier gelden. Alleen kunnen de te Exloo geconstateerde ver-
schijnselen, in verband met de wijze van toegang tot den kelder,
het dienaangaande bij het Emmer hunebed uitgesproken vermoeden
misschien nog eenermate aanvullen. Wij zullen dit echter straks
zien. Het omgekeerde geldt daarentegen zeer zeker voor de heuvelstructuur,
in het bijzonder voor de oerzand- of oppervlaktelagen.
Wat in de eerste plaats die oppervlaktestructuren aangaat, zoo
bleek bij het Exlooër hunebed voldoende — endeprofielteekeningen2)
kunnen zulks toelichtenjSf=8î; dat deze alleen naar den heuvelvoet
primair waren. Meer naar den kelder was de daarvoor kenmerkende
oerzandlaag minder zwaar, veelal ontbrak zij boven de kegelvormig
tegen den kelderwand opgehoopte bevestigingssteenen geheel of
bijna 3). Een enkele maal was zij kelderwaarts onderbroken4), een
andere keer wederom vertoonde zij meer randwaarts een ongewonen
knik, gepaard met eene duidelijke verzwakking naar het midden 5).
Een en ander bewijst dus wel, dat de gevonden heuvel naar den
kelder toe eene secundaire oppervlaktestructuur bezat en daar aan-
vankelijk hooger moet zijn geweest. Behoudens eene kleine restrictie,
waarover straks nog, bleek het echter ook hier weer, dat de oerzandbank,
voorzoover primair, gevormd was boven het mantelvormige
steenplaveisel van eene eerste met steenen geplaveide verhooging.
i*j Vergl. PI. 132 en 136.
2) Vergl. PI. 137.
3) Vergl. PI. 137: profielen III, IV, V en VII.
4) Vergl. PI. 137: profiel VI.
6) Vergl. PI. 137: profiel I.