„stuk yzer, gelykende naer een kogel, van de grote als een gemene
„stuiter, zynde aan den eenen kant byna plat” (Tekstfig. 3 : II6).
GraPkelder E exT ,D.XHL
v .L ,3 e r . Oudh ß rie v e n 1760 -
Tekstfig. 3.
Onder den tweeden, d.i, ondersten vloer, die eveneens werd
weggenomen, heeft men bij de uitgraving en ook daarna niets ge-
vonden. Van L ier heeft nl., bij de onder zijn toezicht voorgenomen
herstelling van de geschonden grafkamer in den vorigen Staat, niet
verzuimd, zoowel in als rondom den kelder, opnieuw te doen graven4) .
Hij vond daarbij slechts enkele, blijkbaar reeds tevoren losgewerkte,
scherven.
De boven door van L ier genoemde voorwerpen zijn, voor zoover
door hem afgebeeld, thans in tekstfiguur 3 wederom opnieuw ge-
reproduceerd. Daarbij is zorg gedragen, dat bij elk voorwerp de
betreffende plaat door een Romeinsch, het overeenkomstige rangnummer
van van L ier door een Arabisch cijfer Staat aangegeven.
Over het bij de vernietiging gevonden vaatwerk zegt hij verder
nog2), na herhaald resp. vermeld te hebben dat de urnen in vorm
en kleur verschilden en, veelal door kleine steenen omringd, in
het zand lagen:
„dän zal ik hier nog moefen byvoegea, dat sommige, zo van de gesehon-
„dene als ongeschondene, en de scherven, in en buiten den Grafkelder
„ontdekt, geheel glad, andere met streepen, of te andere figuren, getekent,
„en grauw, geel, bruin, en aschverwig van kleur zyn; dat eenige vier,
„andere twee, en wederom andere geen oortjes hebben; dat sommige
„boven wyder dan onder zyn; dat andere daarentegen nauwe halzen
„hebben; dat de grootste van alle nog geen halve voet hoog is; en eindelijk,
„dat zy alle van een grove en zandagtige stof, met gruis van steen of
„veldflinten vermengd, waarin men veele glinsterende deeltjes, van de
„kleur als geel koper, ontdekken kan, gebakken zyn: . , .
Ook hier is dus, evenals bij de oudere boven besproken opgra-
vingen in de hunebedden te Borger en Rolde, een dubbele keien-
vloer geconstateerd. De bovenste daarvan bestand zelfs, evenals
we dat te Borger en Rolde zagen, uit een gesloten plaveisel. Dit
blijkt nl. met zekerheid uit van L ier's verder betoog, waar hij de
onderstelling van Cannegieter ä), dat het graf misschien tevoren
reeds geschonden en beroofd geweest was, bestrijdt met er
op te wijzen, dat die vloer nog „ongeschonden boven de Asch-
busschen gevonden” werd1).
Overigens valt het op, dat ook hier weer, evenals te Borger en
Rolde, van (brand)u r n e n spake is.
x) 21: p. 16.
2) 21: p. 18-19.
3) 20: p. 10 en 21: p, 83-96.
4) 21: p. 84.