hoofdbestanddeel der megalithicons. Aangezien ze in zeer verschilfende
vormen optreden, zal eene nadere groepeering noodzakelijk
zijn. Daarbij hebben we dus in de eerste plaats met beide boven-
genoemde onderdeelen rekening te houden. Waar nu echter de
kelder een of meer gangen, de heuvel een of meer steenkransen kan
bezitten, dienen ook deze verschilfen in de subgroepen tot uitdrukking
te komen. Een en ander in aanmerking nemend, kom ik tot de
volgende algemeene groepeering en onderverdeeling:
3a Overheerschend éénkamerige megalithgraven in engeren zin,
waartoe:
4a Kleine kelders of kamers, resp. dolmens (dol=tafel, menM
steen) [Steintische, kleine Stuben, (Grab-) Kammern,
Rund-Steinbetten, Rundbetten, Rundgräber (D.), Dysser
of Stendyseer (De.), Dösar of Stendösar (Zw.), Dolmens
simples (Fr.), Ricciate (Port.), True dolmens (E.), Tola
of Stazzona (Cors.) enz«J{^
4b Groote kelders of kamers, varietas gang-, poort-, portaal-
of trap-, resp. koepelgraven [Grosse Stuben, Grosse
Kämmern, Ganggräber, Riesenstuben, Riesenalleen,
Steinkammergräber, Steinhäuser, Opferaltäre, Hünengräber
(D.), Allées couvertes, Javantières, Grandes chambres
à galleries (Fr.), Corridor-tombs (E.), Jaettestuer
(De.), Ganggriftier (Zw.), Antas (Port.), Cairns (Ierl.)
enz.];
4c Steenkisten [Steinkisten (D), Cistes, Caissons, Coffres
en pierre, (Fr.), Stonecists (E.), Kistvaens, Hällkista
(Zw.), Kiste (De.) enz.]
3b Overheerschend meerkamerige megalithgraven in engeren zin,
waartoe:
4a Meerkamerige rondgraven [Doppel-Riesenstuben (D.),
Tumuli à galeries (Fr.), Sesi (Ital.-Pantell.), Chambered
mound-Barrows (E.) enz.];
4b Langgraven [Lang-Steinbetten, Langbetten, Langgräber,
Hünenbetten, Bülzenbetten (D.), Langdyssen (De) enz.].
Alle deze sub 3 vallende steengraven bestaan als gezegd uit
minstens één kelder met een daarbij behoorenden heuvel of plateau,
met of zonder steenkrans. De heuvel en het plateau sluiten den
kelder geheel, of tot op meerdere of geringere hoogte in.
Ad 3a. Overheerschend eenkamerige megalithgraven in engeren zin.
Hoewel de drie sub 4a—4c hierbij onderscheiden groepen door
overgangsvormen verbonden zijn en voorts ook de benamingen
zelfs 'in de vakliteratuur door elkaar gebruikt worden, zoo kan als
kenmerkend voor de sub. 4a genoemde kleine kamers of dolmens
het bezit van een deksteen gelden.
Typisch voor het sub 4b genoemde ganggraf is: 1° het bezit van
meer dan 1 deksteen en 2° de aanwezigheid van een längeren of
korteren gang, resp. poort, portaal, trap of in ieder geval opzette-
lijken toegang. Beide kunnen een enkel-, zeldzamer meervoudigen
steenkrans bezitten. Deze kan echter ook geheel ontbreken. Overgangsvormen
tusschen dolmens en ganggraven zou men met den
naam van eenkamerige rondgraven kunnen bestempelen. Intusschen
wordt de laatste naam door de Scandinavische archaeologen gewoon-
lijk ook voor dolmens in onzen zin gebruikt.
Karakteristiek voor de sub 4c genoemde steenkisten is het gemis
van een opzettelijken toegang en het bezit van een dekheuvel.
Voor alle drie samen geldt, als gezegd, in het algemeen het
bezit van een, in het bijzonder bij groep 4b, al of niet van nissen
voorziene kelder of kamer en van een’ mantel- of dekheuvel.
Ad 3b. Overheerschend meerkamerige megalithgraven in engeren zin.
Wat aangaat de beide sub 4a en 4b genoemde groepen, daarvan
zijn de sub 4a onderscheiden rondgraven gekenmerkt door een
heuvel met ronden of ovalen, resp. Sivormigen omtrek, met of
zonder steenkrans; de sub 4b genoemde daarentegen door een recht-
hoekig plateau met dito steenzetting.
Voor beide te zamen geldt in het algemeen het bezit van twee
of meer kelders van de drie typen vermeld onder 3a, doch de laatste
sub 4b genoemde groep kan ook eenkamerig zijn. Dan geeft de vorm
van den heuvel voor de indeeling den doorslag.
Als gezegd, scherp is de bovenstaande onderscheiding allerminst.
Trouwens, bij eene zoo rijk gevarieerde'en zoo uitermate wijdver-
takte of althans verspreide groep van cultuurverschijnselen kan