steenblokken, en toegankelijk door een in den kelderasrichting uit-
gehouwen trap. Een tumulus overdekt deze, in lengte tusschen 16 en
24 M. varieerende en maximaal tot circa 4 M. breede, neolithische
grafkelders. Als een onmiddellijk daarmede vergelijkbaar rotsgraf
is de z.g.n, „galerie tumulaire” van Saint-Vincent (Majorca op
de Balearen) ’) bepaald demonstratief 2).
De vraag, in hoeverre het geoorloofd is, parallel aan het boven-
staande eene vergelijking te trekken tusschen de ontwikkeling van
cyclopische bouwwerken in streken met sedimentair en dus ge-
gemakkelijk en regelmatig splijtbaar gesteente en den veldsteen-
kelderbouw in morainengebieden met hunne talrijke kleinere,
m het algemeen uit eruptief gesteente bestaande en dus lästiger te
modelleeren erratica, zij hier slechts in het voorbijgaan ge-
steld. Intusschen, zoowel de voortgaande evolutie in het eerste,
als de stilstand en substitutie in het andere gebied, schijnt mij toe
de logische consequentie der eigenschappen van het door de natuur
zelve ter plaatse aangeboden materiaal. Dat wij hier inderdaad
te rekenen hebben met de mogelijkheid van een convergentie-
verschijnsel, lijkt mij zeer denkbaar; te verwachten wäre het naar
analogiem.i.zeerzeker, Ikdenkdaarbij niet alleen aan den veldsteen-
bouw van kleine, overigens nog onvoldoend bekende steenkelders
als de boven gememoreerde van Hunsow, doch bovendien ook,
nog afgezien van de wijze van opvulling der door en bij den mega-
lithbouw noodzakelijk optredende kieren, aan den voor een meer
belangrijk gedeelte cyclopischen bouw van rasechte megalithgraven
in den stijl van het Roskilder hunebed op Seeland3).
J) 152: p. 420.
2) Wel is waar ontmoeten we ook nog andere grootsteenige monumenten
der Oudheid in het Middellandsche gebied, zooals de Nuraghe's van Sardinie,
de Talayots der Balearen, de Trudhus vanZd.-O. Italie, en andere op de Britsche
eilanden, zooals de Chochans van Ierland, de Brochs van Schotland (Shetlandeilanden).
Deze zijn echter alle veeleer cyclopische bouwresten van geheel
behouwen koud opgemetselde steenen, dan wel eigenlijke megalithicons. Intusschen
hebben zij als vermoedelijke overgangsvormen en schakels tusschen
vroegere en oudere, hoogere en lagere cultures in ander opzicht ontegenzeggelijk
hun belang.
s) 247: p. 83.
Hoe dan ook, het schijnt inderdaad, dat de werkelijkheid, getoetst
aan de historische ontwikkeling der groote bouwwerken in beiderlei
gebied, in ruwe trekken wel eene illustratie van gezegde onderstelling
vormt. Dan echter zou het hier slechts gaan om eene adaptiè, in den
ruimsten zin om eene verzoening in de eeuwige kwestie tusschen
vraag en aanbod.
Op die wijze komen mij de overgangen tusschen de verschillende
groepen natuurlijk voor en zoo schijnt mij bovenstaande, straks
nog nader toe te lichten indeeling, waarbij ik getracht heb mij zoo
nauw mogelijk bij de bekende groepeeiingen aan te sluiten, meer
of minder gemotiveerd. Bruikbaar is ze m.i. zeer zeker.
Welnu, het zijn deze in vijf rubrieken onderverdeelde, door het
bezit van een kelder gekenmerkte megalithgraven in engeren zin
(groep I llb , 3), waaronder men alle de in het voorafgaande stuksgewijs
beschreven en ten deele nader onderzochte Nederlandsche hune-
bedden kan rangschikken.
Die hoofdgroep van saamgestelde megalithicons, de meer spéciale
megalithgraven, bestaat dan uit een of meer rechthoekige tot Vierkante
of polygonale, afgeronde, al of niet samengestelde en van
nissen voorziene kamers, zoomede uit een dek- of mantelheuvel,
of wel een plateau; de beide eerste, zooals gezegd, met of zonder,
de laatste bijna zonder uitzondering met een steenkrans.
De Europeesche1) -Sen voor ons doel zij het voldoende zieh daartoe
te beperken, en dan nog wederom in het bijzonder tot de Nd.- en
W.-Europeesche, welke de Nederlandsche omringen — worden in
het algemeen tot het neolithicum, aeneolithicum en den ouderen
bronstijd gerekend. De steenen zelf zijn — overeenkomstig den aard
van het door de natuur zelve ter plaatse geboden sedimentaire
amorphe, of eruptieve kristallijne materiaal B plomp-parallelopipedi-
sche of min of meer afgeplat-ellipsoïdale, resp. eivormige rotsblokken
of zwerfsteenen, hetzij kunstmatig, hetzij van nature gespleten. De
x) Hoe groot overigens het aantal buiten Europa is, volgt uit eene Noord-
Afrika betreffende inlichting van D esor (643a: p. 268), die, volgens P a y en ,
aangeeft, dat alleen in het district Bordj-bu-Areridj niet minder dan 10.000
megalithische monumenten zouden voorkomen.