T umuli, L I .
N o ordsche Veld , Z euen . eveneens voordoet bij de neolithische individueele grafheuvels van
de meest verschillende structuren.
Het zou ons te ver voeren daarop hier al te diep in te gaan.
Als meer algemeen neolithisch phaenomeen schijnt het echter
toch als zoodanig eene grootere beteekenis te hebben. Ik meen
er daarom althans even bij stil te moeten staan.
Behalve in de hunebedheuvels, heb ik het hier bedoelde verschijn-
sel bijv. zeer fraai kunnen waarnemen aan verschillende neolithische
individueele grafheuvels alx) of niet met Sporen van een houtbouw,
en met een, zelden meerdere skeletgraven, waarin nu eens touw-,
dan weer Zone-, of wel andere bekers (Tekstfig. 21), een enkele maal
zelfs steekgroefvaatwerk, als bijgaven. O. a. deed het zieh duidelijk
voor bij een eerst onlangs, een weinig Ndl. van Zeijen, onderzoch-
ten en nog niet geheel afgewerkten, laat-neolithischen houtbouw-
grafheuvel met een centraal hoofdgraf onder bodemniveau en met
breede, diepe, periphere kring(=Hstand)grep, in wier vulling een
gestrekt, bronstijdig skeletgraf als nabijzetting. In het graf lagen als
bijgaven: 1° een vroeg-Kimbrische beker met trechtervormigen hals
en daarop zonair gearrangeerde vischgraat- of sparversiering, 2° een
dito versierd, laaghalzig, afgeknot-bol-peervormig potje en einde-
lijk 3° een ruw vuursteenen artefact (vuurslag of schrabbertje) a).
Het is ons echter vooral opgevallen bij een, eveneens bij Zeijen
en onmiddellijk bij den vorigen heuvel gevonden, reeds meermalen
terloops gememoreerden, overigens, evenals bij het Weer-
dinger steengraf, dubbelen tumulus 3). Deze heuvel bevatte echter
geen echt megalithgraf, noch ook houtbouw- of kringgrepsporen;
wel daarentegen verschillende individueele gestrekte, meer of
minder rudimentaire, al of niet door veldsteenen begrensde
kistgraven 4), waarin tal van typische megalithceramische bijgaven.6)
J) Vergl. Tekstfig. 14, zoomede Tekstfig. 21.
2) Vergl. Tekstfig. 15:15, resp. 15a enl5b. N.B. No. 15 is volkomen vergelijkbaar
met een, door S o ph u s M ü l l e s (251: p. 59, fig. 183) afgebeeld
specimen, doch alleen meer trechterhalsvormig.
3) Vergl. Tekstfig. 16 (sub I en II).
4) Vergl. Tekstfig. 16: ä—c, speciaal 16a: a ^ c en 16b: b.
5) Vergl. Tekstfig. 15: II, a—c.