secundair lossen zandgrond. Zij waren daar blijkbaar later toe-
vallig terecht gekomen, hetzij dan bij het maken van het boven-
vermelde gat door meester T immer, hetzij op andere wijze. Overi-
gens werden hier geene cultüurobjecten geconstateerd. Wel echter
werden de sporen van een houtvuur ontdekt in vak P—18, ten
bewijze, dat men hier oudtijds in den kelder gebrand had.
(C) Na verwijdering van die tweede steenlaag, zoomede van
de zand- en kooldeelen daaronder, kwam een derdß steenlaug ') te
voorschijn. Deze was gelegd op een niveau, dat circa 18.85 +N.A.P.
lag, terwijl het oppervlak varieerde tusschen 18.95 en 19.05.
De bewuste steenlaag vormde hier inderdaad een vrijwel gesloten
plaveisel. Alleen ter plaatse van de recente vergraving was eene
daarmede overeenkomstige onderbreking.
Onder die steenen werden wel is waar eenige meerdere archaeo-
logica ontdekt, maar toch was hun aantal siechts zeer gering2).
Wel sprongen hier daarentegen de overblijfselen van een groot
vuur in den vorm van houtskooldeeien, met een oppervlak
van ruim een halve Al2., scherp in het oog. Zij waren gelegen in
de vakken O/P 17 3), dus onder den in den kelder gevonden D2.
Dit waren dus ontwijfelbaar de resten van een door de hunebed-
menschen zelve gebrand vuur, hetwelk zij in den tijd, dat de kelder
in gebruik was, daarin gebruikt hadden.
(D) Na verwijdering van de laatstgenoemde steenlaag, zoomede van
de zandlaag met de vermelde archaeologica en houtskooldeeien
daaronder, kwam nog te voorschijn een vierde, doch zeer los gelegd,
steenplaveisel2), welks steenen onder de evengenoemde vuur-
resten Sterke brandsporen vertoonden 4), Het oppervlak van die
steenen varieerde tusschen 18.85 en 18.95 M + N.A.P., terwijl
het vloerniveau ¿18.75 was.
Eerst onder die laatste steenlaag kwam een meer intense cultuur-
laag met zeer talrijke, doch zeer gehavende cultuuroverblijfselen
voor den dag. Deze bestanden, behalve uit enkele ten deele min
*) PI. 135: C.
2) T.w. de nummers 4, 6 en 7.
*) PI. 135: D.
4) PI. 135: D, vakken O/P-17.
of meer bewerkte vuursteensplinters, uit scherven en een hoopje
bij elkaar gelegen menschelijke skeletdeelen1), Een en ander bevond
zieh op een circa 0.05—0.10 M. dik laagje granietgruis, waarmede de
eigenlijke en primaire, dicht gevoegde en volkomen gesloten vloer
van veldsteenen ook hier geeffend was. Slechts het bovenvermelde
recente gat2) veroorzaakte eene kleine laesie in den, evenals bij
D 40 te Emmen, uit meer of minder afgeronde erratische veldsteenen
van Noorsch stollingsgesteente bestaanden vloer. Over de vondsten
uit die cultuurlaag straks nog.
Wat aangaat de vloer zelf, deze lag eenigszins hol. Hoewel bij de
beschrijving nog slechts alleen de noordelijke helft van den origineelen
plattegrond voorhanden bleek te wezen, zijn de daarop aangegeven gefallen
voldoende om bedoelden uitspraak te demonstreeren. Het
oppervlak van den keienvloer ligt nl. in de kelderas, gerekend vanaf
Sl2 tot aan de aslijn door de poort, beginnend met 18.80 en eindigend
met 18.55:*§-N.A.P., op geregelde afstanden daartusschen achtereen-
volgens 18.70, 18.65, 18.70, 18.65, 18.62, 18.60, 18.55 en nog eens
18.55 4 N.A.P., aan de oostzijde daarentegen te beginnen bij het
hoekpunt tusschen SI2 en Z4 resp. 18.75, 18.70, 18.75, 18.80 en
18.85, terwijl de drempelsteen tusschen Z2', Z3' 18.95 +N.A.P.
was gelegen. Aan de westzijde lag de overeenkomstige vloerrand
van het Noorden naar het Zuiden 18.75,18.75, 18,70,18.70 en 18.75
H-N:A.P. en dus eveneens hooger dan in het midden. Deze gefallen
wijzen derhalve duidelijk op een eenigszins schotelvormigen vloer,
een verschijnsel, waarop ook H olwerda bij Drouwen de aandacht
vestigde. Deze ligging is in zooverre van eenig belang, dat zij op het
eerste gezicht de boven door ons gegeven voorstelling van den
kelderbouw schijnt te weerspreken, te meer, omdat wij rondom
den kelder over het geheel reeds op een niveau van circa 19.05
+ N.A.P. zuiver schoon zand te pakken hadden. Bij de afgraving
van den heuvel bleek intusschen ook, dat de standkuil, waarin de
kelder stand, Ndl. van Sl2 tot 18.60, buiten Z4' en Z3' tot 18.50,
buiten Z3 en Z4 tot 18.65 reikte, zoodat de standkuil, behalve in het
d PI. 133: 2; PI. 135: E, vak Q -1 9 , No. 48.
2) Pi. 135: B -D en 136, vakken O/P-14/15.