IV. paarfch gevlakte Boontjes. De Ruigachtige Do»
xvmt' zou, zo de Ridder oordeelt, een Ver-
Hoofd. fcheidenheid van deeze Soort kunnen z y n : want
s tu k . deszelfs Vlag is niet omgeboogen.
v u . ( j ) Kruipboon met drievoudige Bladen , ge.
Jïitumino- trofie Bloemen en gezwollen Pluizige Haau-
ff : , , wen.. Stinkende,
Aan de Kaap der Goede Hope valt deeze die
een windende hoekige ruige Steng heeft, met
gladde Eyronde Bladen, van onderen een weinig
ruig , gefpitfte Stoppeltjes en geele geftreepte
Bloemen , van buiten V io le t; de Zaadhuisjes
ruig, rond en dik, gelyk die van Rammelkruid.
vin. (8^ Kruipboon met drievoudige zeer Jlompe
lariar #* Bladen, tweelingfe getrojle Bloemen , en
Rondhaai- ongejleelde , byna Schyfronde , famengeïige’
drukte Haauwen.
In Ooftindie , zegt L iw s jE u s , groeit deeze
zonderlinge Soort, die niet alleen de enkel-
de Blaadjes rond heeft , maar ook de Zaadhuisjes
, van grootte als het Zaad van Lupinen,
bevattende een enkel Zaadboontje. Z y heeft
een Kruidige, windende, gehoekte, ruigachti-
ge Steng.
(9)
(7) Glycine Fol» tem. Flor. Racemofis, &c. Phas. Afrit.
Mrfutas Bituminofus &c. Hehm. Lugdb, T. p. 452.
f 8 / Glycine F o l . te rn a tis o b tu f is f im is t Ra cen a is F lo r . ge-
tn in is , L e g m n . fêsH libo s fu b o r b ic u la t is c om p r e s f is , Mam.
D S A D E L P H I Al 167
( f ) Kruipboon met oneffen gevinde Bladen , IV.
de Vinblaadjes Eyrond - Lancetvormig en *
zeven in getal; Hoofds
tu k .
(10) Kruipboon met oneffen gevinde Bladen ix.
en eene Heefierige Steng. jip'fis?
Vrnbladi-
Deeze, in Noord-Amerika gevonden, körnen ge.
elkander zeer naby , en de Geftalte verfchilt „ x-
aanmerkelyk van die der voorgaanden; gelyken- Heeäe^
de naar de Aftragalus. De Bloem onderfcheidt-r‘se’
ze daar van , inzonderheid door een Liniaale
zeer Zeisfenvormige K ie l, en is donker paarfch
o f blaauw: het Zaadhuisje tweehokkig.
( 1 1 ) Kruipboon met enkelde Hartvormige Bla- xr.
den en eene ruigachtige driekantige Steng, ^ onoPh'jl~
Enkel«
Uit den bynaam , dien de Heef B e r g i g sbiadige,
aan zyne hier aangehaalde Crotalaria gegeven
heeft, zou men denken dat de Bladen van dit
Kaap-
(9) Glycine Fol. impari • Pinnatis ovato - Lanceolatis &c.
H. Ups. 217. Glycine Rad. mberofï. H. CU ff. 36 sy Grok.
Virg. 107. R. Lugdb. 391. Apios Americana. COEN. Caneid. 200,
T. zot. Stiss. Bet. T. p. 19. Aftrag. perenn. Spie. Atnér.
'fcatid. Radice tuberofä. MoElg, Hiß. 11, p. 102. S.- 2. T. 9.
f. i.
{10) Glycine Foliis impari - pinnatis, Caule perenni. H. -
Cliff. 36I. R. Lugdb. 39i. Phalèoloides Fmtescens' Caioli-
niana &c. H. Angl. 5J. T. Ij.
f i i ) Glycine Fol. fïmpl. Cordatis, CajjJe pubescente tri-
quetto. Mant, 101« Crotalaria Afarina. Bebg. Cap. 194/
Lens Elatines Folio fingulaii, minor, pilofa , Flor. Iiiteis,
e Maderaspatan. PJLVK. Amalth. 131. T. 454. f. S.
L 4