AfDFBU
XVII.
H oofds
tu k .
rxv.
Geranium
Sangui-
neurti.
Bloed*
kleurig,)
uit ieder Mikje een lang Bloemfteeltje met wit-
te paarfch gefcreepte Bloemen in vyfbladige
gebaarde Kelken.
( 6 5 ) Oijevaarsbek met eenbl. Steeltjes ; de
Bladen eerst vyvefi, dan in drieè'n gedeeld
j van omtrek rond.
Op drooge belommerde Velden in Europa *
meest in de Zuidelyke en Bergachtige deden ,
komt deeze voor , die het Bloedkleurig Oije*
vaarsbek is van C l u s i ü s , groeijende, volgens
hem, in alle Hakbosfchen van Opper- en Ne*
der-Ooftenryk, als ook op hooge Grasvelden.
Het heeft de Stengen , zegt h y , zeer Takkig
en Knoopig, ruig en van boven, aan de Zon*
zyde , rood o f paarfchachtig : de Bladen als
gezegd is j vyfdeelig, met de Slippen meest in
drieën, doch ook fomtyds enkeld o f in tweeën
gedeeld ; ruig, van boven groen, van onderen
witachtig : de Bloem zeer groot, byna als
een Veldroosje, rood van Kleur: de Zaaddop*
jes krullen zig om. Het heeft een dikken rood-
achtigen Wortel en is ook van eene famentrek-
kende hoedanigheid.
(66)
( « 0 Geranium Ped. unifloris Fol. quinque - partitis tri«
iidis Sec. El'rm. Ger. N. 3. Ger. Ped. fimpl. unifloris.
Ha l l . Heiv. 3ftf. Fl. Succ. J71. Kram. Auflr. 404. R,
Lugdb. J50. Gor'AN Monsp 343. GER. Prov. 435.
Ger. Sanguineum maximo Floie. C. B. Pin■ 313. Ger. 7.
Haematodes. Clus. Hifi. II. p, io*. fi, Ger* Hxmat. Laft«
caftrienle. Dill . Eltb. f. 163.
. ( 66) Oijevaarsbek met eenbl. Steeltjes ; d è iV*
Steng Vleezig met Knoopjes en êenzaame
gejlrektê Doornen. Hoofd*
s t u k *
Een zonderling gedoomd Knobbelgewas, dat Lxvn
niettemin een weezentlykè Sóórt van dit Ge-
flacht is, maakt deeze Kaapfche uit, welke de-^’”-
Eidder befchryft als Ëeefterig en Sappig^ metGe OÖ£n *
een Houtige Doorn uit ieder Knobbel; de Bla*
den ovaalachtig, met Klierige Stippen: de Kelk
vyfbladig en ónder de tippen gebaard als in dé
Europifchen, naar welken dit Geranium ook in
Vrugtmaakende deelen gelykfc
Dit heeft de Ridder derhalve geoordeeld, zy*
ne plaats te moeten behouden, hiettegenïhande
de Heer N. L . B d r m a n k ü s hetzelve achtte
tot een ander Geflagt betrekkelyk te zyn , zó
wel als het Grootbloemige {* ), thans door L i ü -
h ^ us uitgemonfeerd. Dit,naamelyk* verfchilt
van de overigen » door een eenbladigen Uitge*
breiden , aan den Voet Diet Pypachtigeïi Kelk*
gelyke Meeldraadjes eri vyf onderfcheiden Stampers
, niet tot een Snuit Jamengegroeid. Öok
r hfeb*
(66) Geranium Ped. uiiifl. Caufe Carnofó nodulofo, Spi-»
nis folitariis fttiftis. Mant. 93, Ger. Spin. & Nodofum , Fol.
leflexis. Burm. Afr. su T. 31. Ger. Ped. iïiiipli uiiifl. &fc,
Burm.' Ger1. N." 2. . . /
(*) Ger. Grandiflorum. Sp. Plant. II. N. 57; Geü Fr ut,
incanum, Flore magno Iuteo dentato. Burm. Afr. S8. T.
34. f. i , BURM. Ger. N. u
c