faS S AMEN T E E L IC E K r ü IDESST*
Afdeel Pen * ^ e^en het vry groot en DiftelachtSg
AFxx. h e e ft, fomtyds ongedoornd. De Blommetjes
H oofd- Zyn paarfch-en het Zaad heeft mede een Haai-
T w , PMs-
Veeiwyve- Hier van zegt de Heer G é r a r d , dat het-
*** ze lv e , in de-T uinen gekweekt, zodanig in Loof
verändere , dat het naauwlyks kenbaar zy. Dit
is door den Ridder verkeerdelyk op de voorgaande
Soort toegepast; want by G é r a r d
R aat die niet bekend. Zyfchynen nogthans w e inig
te verfchillen.
vni. (8) Saffloer met veels Bloemen, Tuilswyzè
Carthamus __ ,
Corymho- vergaard.
-
Tuiidraa- in de heetfte deelen van Italië en Griekenland
, als ook by Tripoli en aan den Berg Libanon
, is dit Gewas gevonden , dat zig als een
Tuildraagende Carthamus vertoont. Men wil
dat het de Zwarte Chamäleon van Di o s c o -
R ID E S , vermaard wegens de Vergiftige hoe*
danigheid van deszelfs Sap, zou zyn. Het heeft
de Geftalte van den Echinops, maar de Vrugt-
maaking van den Carthamus, zegt de Ridder.
ix. (9 ) Saffloer met Degenvormige Tandswys’ uit*
gehoekte Bladen. Meer
Boomichtig.
f8) Carthamus Flor. Corymbafis numerofis. Echinöps Flor.’
Fascicalatis. G ron, Orient. 250. Charoasleon nigcr utnbella-
tus , Fl. coeruleo Hyacinthino, C. B. Pin. 380. Card, Cha-
mxleon diftu*. Moeis, j ii. s. 7. T. 33. f. 17.
(9) Carthamus Fol. Enlifornybus Scc, R. Lugdb, 136. N*
Zi
Meer is <my met bekend van dit Kruid , dat IV.1
Boomachtig groeit en zeer ftinkt, hebbende een Afdeeï««
geele Bloem en Haairig Zaadpluis , waar door Hoofd-
het van den eigentlyken 'Carthamus zeer ver-STüK*
fchiït, gelykde voorige Soorten. Des oordeelt
de Heer L in n a ïu s , dat de Vrugtmaaking van
dit Geflagt nog nader onderzoek vereifche.
Hier volgen nu die Planten uit de Klasfe der
Samenteelinge (Syngenefia) , tot de Egaale Veel-
wyvery behoorende , die als Straalbloemigen (Ra-
dictti) zyn, zonder Straalkrans, genaamd.
C. SchyfbJoemige. Discoidei.
S p i l a n t h ü s. Vlakbloem.
Volgens de eigen betekenis van den Griek-
fchen Geflagtnaam, door den Heer J a c q u i n
geformeerd , noem ik het Vlakbloem. Die be-
naaming is door hem ontleend van de Stipswy-
ze Vlakjes, in de Bloemen van eene door hem
in de Westindiën ontdekte Plant van deezen
aart, uit de zwarte Meelknopjes ontftaande.
’ t Kan zyn dat andere Soorten dit óok hebben*
doch daar van wórdt geen gewag gemaakt in
de Kenmerken van dit Geflagt, welken zynEd.
uitvoerig opgeeft en door dén Ridder met groo*
ter Verandering zyn voorgefteld , dan het verfchil
ï- Carthamoldes lutea aUisfima et foetidisfima. Va il l . Mem.
t?1*. Cnicus Hisp. Atborescens foetidislinias, T ournf. Inji
V 1*....: ..... ................
u