IV. mag. Men noemtze Gulden Roede, in *t Franfch
^ rSe d’Or. Overal groeit zy in ‘t wilde op
H oofd- drooge en vogtige plaatfen , beminnende Ge-
stu k. bergten en Bosfchen. Dus vindt menze niet al-
% !% ;% ! ken door geheel Europa , tot in Lapland en
tï* Rusland, maar ook door gantfch Siberië. S t e l l
e r namze zelfs op ’t Beerings -E'lanJ waar,
en de fleer T h ü n b e u g vondtze in Japan.
Hier, in onze Nederlanden, komt zy veel aan
den Ysfeldyk , in Overysfel en Gelderland ,
als ook by Gouda en elders voor.
Uit eenen Houtigen Wortel fchiet dit Kruid
een Steng, die fomtyds zig tot zes Voeten
verheft, met Lancetvormige Bladen, waar van
de onderfte en breedfte getand, de bovenden,
aan de Steng, dikwils ongetand en volkomen ef-
fenrandig zyn. Over de geheele langte van de
Steng komen , uit de Oxels der Bladen, veel-
bloemige Steeltjes , die aan den top eén Aair
formeeren. De Kelkblaadjes zyn Lancet vormig.
*t Getal der Tongblommetjes loopt van „vyf tot
tien: de middelblommetjes zyn weinig en groot,
allen geel van Kleur.
De beroemde H a l l ë r , die ’er nagenoeg
deeze befchryving van g e e ft, merkt aan, dat
deeze Plant een voornaam Wondmiddel is,
welk de Zweeren zuivert en doet famenloo-
pan. Mooglyk noemen hierom fommfgen dezelve
ook Heidenfch Wondkruid, zo wel als
, de Smalbladige , hier voor befchreeven *. In»
* Blad*.
«5*. wendig pryst meiize ook zeer tot zuivering van
Ver-
Verzweeringen, byzonderlyk die de Water- IV;
loozing raaken. Sommigen willen ’er den
Blaasfteen door uitgedreeven o f vergruisd heb- Hoofd*
ben (*). STüK*
( n ) Goudroedemet een geheel enkelde Steng; #
de Stenghladen effenrandig, en eenbloemige minuta»
Steeltjes in de Oxelen. kläne!
Zeer weinig verfchilt deeze, die op de Py-.
rfeneefche Bergen gevonden werdt, van de voorgaande
, dan in kleinte. Ik twyfel niet o f het
zal die zyn, maar van de Heer H a l l e r
fpreekt, zeggende , dat zy gemeen is op alle
de Alpen , groeijende dikwils maar een Span
hoog (fj* Voorheen was deeze , door den
Ridder, als eene Verfcheidenheid van de Eu-
ropifche Gulden Roede, die, zohy aanmerkte,
ongemeen in grootte en in de geftalte der Bladen
verfchilt, aangezien ( | ) .
(13) Goudroede met de Stenghladen Eyrond
ruuw effenrandig , de Takken overhoeks,
getopt met endelingfe Bloemtuilen♦
0 4 )
(*) Helv. incboat. Tom. I. p, 30.
(12) Solidago Caule fimplicisfirao &c. Virga Aurea omnium
minima Flor. maximis Hfrm. Parad. T. p. 245. virga Aurea
Montana biuncialis pumila. Pluk T. 235, f .7 ,8 . Virga Au-
tea Mont. minor- BARR. tc. 4*3. CAM. Epit. 745,
Helv. incboat. lbid.
( 4.) Hort. CUff. p, 405».
( i j ) Stlidago Fol. Caulinl* Ovatis fcabiis iategenimis&c.
til
xni.
Rigida.
StyvÊ.
11« OSSj., X. «TUK,