IV. Voorts verfiert die Kruid, welks welriekende
Afdeel. ffloernen in de Apotheekeü onder den voorgenoom
melden naarn, als tegen de Jicht diendig, be*
s t o k , kend Haan, met dezelven de Zandige Vlakten
Overttinge jn ^ Zuidelyke deelen van Sweeden, zodanig,
redwyve ^ men hetzelve ’er Hedenblomjler noemt. Het
is ook in verfcheide Streeken aan den Ryn ,
tusfehen Spiers en Worms, gemeen, wordende
deswegen genoemd Rynbloemen , en Motten-
kruid, om dat het tegen de Motten dient, als
ook in ’t Hoogduitfch Jungling en Immerfchcn,
dewyl het niet verwelkt , behoudende de Bloemen
, gelyk alle anderen van dit Geflagt, gedroogd
en bewaard wordende; veele Jaarenhaa-
ïe fchooDheid en Goudkleurigen glans; weshalve
de Franfchen het Immortelle tytelen; doch
alle die naamen heeft het met de Smalbladige,
♦ zie voor befchreeven, gemeen*,
vi. stuk. Men heeft van hetzelve , dat te verwonde-
Madz. éi. .g ^ n0g geene goede Afbeelding. Die van
T a b e r n e m o n t , door ' J o ü r n e f o r t
aan gehaald , genaamd Amaranthus luteus pr imus
, deugt zo min als die van B a u h i n u s.
Het onderfcheidt zig van de voorgaande elfde
Soort, door de breedte der Bladen, en van de
volgende agtentwintigfte, doordien de onder4»
fte Bladen domp zyn, de bovenften puntig j
gelyk my uit een Exemplaar daar van, door den
Heer T u uNB E R c i n Japan gevonden, blykt.
Hetzelve heeft ongevaar een half Voet hoogte
en is voor ’ t overige zodanig, als men bet in
^ 3 ujp Bl , LX V 1II. hier nevens, af ge- iV '
beeld vindt (*J. Afdek^
xx»
(M ) Droogbloem , dat Kruidig i s , met L&n- ^ 00VD*
celvormige Bladen , een verdeelde Bloem^xxiv
tuil; de Steng van onderen Takkig. Gnapbe»
Droogbloem, dat Kruidig is , met Lan~^ vinnig.
celvormige Wollige Bladen , ómgeboogêné xxv.
Kelkfchubben en eene Takkige Steng. t lf .™ *
j[2C5) Droogbloem , dat Kruidig is, mei Ldn- xxvi.
cetvormige drieribbige Bladen, die van bo-
ven glad zyn ; een Bloemtros dan ’t end $
'de Steng van onderen Takkig. '
(27) Droogbloem, dat Kruidig is , met Lan- XJmi.
cetvormige drieribbige kaale Neiswys’ gea- . Nadif<^
derde Bladen. tvWtèfr
Dee«
(* ) Plantas vetérès, quariim notitia impetfe&è et dubia,
iqiiamvis fint vulgaies , minusque fpeciol* , espiieare qni in*
Öituunt, tam mihi videntur oper* ptetium facete, quarn
qui peregrinas itova* , utcu/nque /peciolas, dèscnbunt. Da®
Elth. II. jp. J47.
(44) Gnapbalium Hérb. Fol. Lanceolatis Scc.H. Cliff.iax,
Elichr. Afr. Dil l . Ehh. 127. f . 107. f. 127
(25) Gnapbalium Herb.. Fol. Lanceolatis tomentofis Scc.
Gnaph. incanum anguftifolium. Burm. Afr. H6. T. jo .f .e ,
Gnaph. Paniculatum. berg. Cap. zse.
[26) Gnapbalium Herb. Fol. Lanceolatis trinerviis Scc. fit
Ctiff. 401. Elichrys. Afric. Scc. Dil l . Eltb. 128. T. 107. f
8• Bfhg. Cap. a jï . Elichryf. JEthiop. numerofis et angus.'
*is foliis. Pluk. t . 279. f. 1.
(*7) Gnapbalium Herb. Fol. fesfiiibus &«, Chryfocoma
P P 2 Si. Dbel, t f Siras.