IV.
A fdeel. xx.
Hoofds
t u k .
Egaale
Vee Iviyve-
ry.
t
Geropegon
rlabrum,
Gladbla*
dig-
II.
Hirfutum.
Ruigbtadig.
tje s , uit welken de Hoofdjes beftaan , alle®
Tweejlagtig zyn , dat is zo wel een. Styl en
Vrugtbeginzel als Meeldraadjes hebben* In
deeze Rang komen negentien Geflagten voor3
die Tongbloemig , negen die Kopbloemig en- der«
tien die Sch y fb lom ig zyn, als volgt.
J . Tongbloeraige. Semifiosculojï,
G e r o p o g o n . Grysbaard.
De Stoel met Borftelige Kafjes bezet ; een
enkelde Kelk; het Zaad op de Schyf met Pluim-
achtige Zaadkuifjes; dat van den Omtrek met
vyf Baardjes. Dus komen de Kenmerken van dit
Geflagt voor, dat de drie volgende Soorten
bevat.
CO Grysbaard met gladde Bladen.
Ca) Grysbaard met Haairige Bladen.
Deeze twee, in Italië natuurlyk groeijende,
verfchilien meest door de gladheid of ruigte
der Bladen , welke Grasachtig zyn, komende
de Geftalte, voor ’t overige, die van het Boksbaard
( i ) Geropogon rol. glabris. SyJI. Nat. XII. Gen. 904.
p. 518. Veg. XIII. p. S91. Tragopogon Gramineo folio
glabrum. Raj. Suppl. 149. Trag. Cal, Coroll. Radio longio-
iibus. H. Ups. 243. JACQ_ Hort. T, 33.
( i) Geropogon Fol. pilofis. Trag. Gramin. foliis hirfutis.
C. B. Pin. »75, CoL, Ecphr. I. p. 232, j , jg j .
S y N G E N £ S I A* 345
baard naby. De Kelken , naamelyk, zyn groo- IV.
ter dan de Krans der Bloemen , die in beide
deeze Soorten roodachtig zyn van Kleur. Hoofdstuk*
f3) Grysbaard met de K e lk in een byzonde- in,
re K e lk begreepen. dtiytiÈ*
turn.
Deeze vergaat niet jaarlyks, als de anderen, Gekeikt.
en heeft veel Takkige Stengen, met de Bloemen
aan 't end, die voor het bloeijen knikken*
®t Getal der Blommetjes is menigvuldig.
T r a g o p o g o n . Boksbaard.
Een naakte Stoel, een enkelde Kelk en Gepluimde
Zaadkuifjes , onderfcheiden dit Geflagt,
dat bovendien aan de Geftalte kenbaar is. Men
vindt ’er de elf volgende Soorten in begreepen.
(1) Boksbaard met de Kelken zo lang als de t.
Bloemkrans; de Bladen onverdeeld en g e -g Z 'p f l? '
tenfe.
Gemeen.
f lr e k t .
Niet ongemeen is deeze Soort in verfcheide
deelen van ons Nederland , voorkomende aan
We-
( 3) Geropogon Calycibus Calyculatis. Jacq. Hort. T. 106.
(1) Tragopogon Cal. Corolls raJium aequantibus &c. Syfl.
Nat. XII. Gen. 905- p. 9i 8. Veg. XIII. p. j 92. Trag. Cal.
Plorem fupcrantibus &c. Mat. Med. 37a, Gokt. Peil.
219. Fl. Suec. <548 , 684, R. Lugdb. 119. DALIIi. Paris.
241. Tragopogon Pratenfe luteum majus. C. B. Pin. 274.
Tournf. Inß. T. 270. Tragopogon. Dod, Pempt. 256. lob.
Is. 550.
' Y S