IV, Hoe nadeelig ook de Klisfen in de Wol de®
AFxxfL Schaapen en hoe laftig voor de Voetgangers
H oofd» door Wildernisfen zyn , kan deeze Plant on».
^tük* j er j e nuttigen geteld worden. De drooge
Er * u r Stengen of Stoppels, die in ’t Vuur als Salpe»
ven, ter knappen , gebruikt men, hier en daar , tot
Brandftof en tot Fakkelen. Nog niet in Bloem
gefchooten zynde , wordt het Merg, op fora»
mige plaatfen , raauw of gekookt gegeten. De
Wortels hebben den Smaak byna van Artisjokken
en zyn zelfs, gekonfyt zynde, tot opwekking
der Minnedriften dienftig, zo L o b e l
wil. Ook werden z y , dus, wel tegen den Steen
en in de Roode Loop gebruikt. Door Destillatie
geeven zy > als ook de Bladen , een zuu-
ren Geest. Het Afkookzel derzelven is van
grooten dienst, om door verdunning van het
Bloed een zagte Zweeting te verwekken, waar
door het fchadelyke uitgedreeven wordt: ge-
lyk men leest dat de Polakken, met het
Lighaam in Mest begraven , zig daar door alleen
van de Venusziekte geneezen zouden. Tegen
Jichtige Pynen en het Voeteuvel kaü dit
Afkookzel» met behoorlyke warmhouding van
den Patiënt en van het lydende deel, nuttig
zyn. Men vindt ook, dat het in kwaadaartige
heete Koortfen met vrugt gebruikt zy. De
Zaaden geeven een Emulfie in *t Graveel dienftig
en zetten fterk het Water af. Niettegen*
ftaande haare bitterheid, worden zy van fom»
mig klein Gevogelte, tot Aas, zeer bemind.
(a) Klisfen met afioopende Kanthaair ig ge- IV, ^
dm n d e B la d en , de Mortelbladen g e v in d ,
de )Stengbladen langwerpig Eyrond. H oofdstuk:,
Dit Gewas, op de Alpen van Switzerland en %* '
op de Ooüenrykfe Gebergten groeijende,heeft iw/onatT.
Koppen byna als de Klisfen, met Puntjes, maar AlPLfchc*
zonder Haakjes. Hierom heefc de vermaarde
H a l l e r hetzelve betrokken tot de Diltels en
genoemd Zagte D i f i e l , met de onderfte Bladen
gefnipperd, de bovenften geheel,de Kelkfchub-
ben omgeboogen (*J. De Heer G m e l i k »
die het insgelyks in Siberie vondt, geeft aan
hetzelve getropte Koppen, dieWoldraagendezyn♦
Deeze Wol is het Pluis der Zaaden , dat de
Koppen of Kelken opvult, en daar buiten uit-
fteekt; zo dat de Plant veeleer tot de Diftels
te betrekken fchynt; terwyl zy ook in *t Loof
weinig overeenkomst met de Klisfen heeft, leder
Kop
(z) Arïïium Fol. decuricntibus ciliato • fpinofis Sic. J&CQ^
Vmi. *74. Carduus mollis Fol, imis Iaeiniatis. Hall. Htlv.
67». T. 19- Inchoat p. 71. T, 3. Card. mollis latifolius
Lappa: Capiralis. C. B. Pin. 377. Pr oir. 155. CirfiumCap.
congeftis Lanigeris. Gmel. SU. II. p. 62. T. 24*
(*) Carduus mollis &c. lielv. Enumer. uts. Op de Plaat
noemt tiy het, Carduus mohts, Lappa. Capttulis, Fol. smis
Aeanthi, fuper. inttgris : in zyn nieuwe Werk, Hiß. Plauts
Htlv, inchoata genaamd, beflhryft hy het onder den naam
van Card. inermis, Fol, imis pinnatis , fuperiorióus ovato-
Imceolatis , ferratis , fquamis Calycinis reftexis. Genoegzaam
vertndeting, zeker , in de bepaaling van eene zelfde
r ’‘ant ■