ö'64 S a m e n TÉEt iGE K r u i d e ?*.'
IV. Op de Gebergten van Ooftenryk, Switzer-
* 3 ? - land en der Zuidelyke deelen van Europa, valtj
H oofd- dit blaauwe Sterrebloem, naauwlyks een Hand-'
s tu k - breed hoog, met twee, zelden drie Stengblaad-
rji-wyvt- jes volgens Gouan, die het zelfs maar twee
^ Duim hoog gezien hadt. Hallkr nam hetr
eep Span tioog waar-;
VITr . (7) Sterrebloem met Lancetvormige fgeader*
fu". ' ’ de , fuuwe' -Bladen, aan ’t end Zaagtmsi'nenfch.
, de Stengen geftreept, d? JHoemftee*
}en Rfollig, -
De hpogte van deeze, die in de Ooftelyke
deelen van Siberie , tusfchen de Jenifea en
lyamtfchatka, overal groeit, is tusfchen een
Voet en een El le , zo de Heer Gmeljn
aan tekent. Hy merkt aan , dat de Bladen van
deeze die twee zydribbeq der gemeene blaauwe
Afters niet hebben , maar in-, tegendeel Berk
geaderd zyn. Uit zyne Afbeelding blykt, dat
dezelven djkwiis tot by den voet Zaagtandig
zyn.
vm.
TripoKun».
ZoutwafCiS.
(8) Sterrebloem met Lancetvormige èjfenreindige
Pin. 267. Prodr. 12.4. After Atticus quintus.Cl.US. Pann. T.
P- 5ii>
(7) After Fol. Lanceolatis Venofis fcabris Sec. After Fof.
ovatis oblongis &c. Gm ï L. Sib. II. p. t8<L T. 8oi f. 10.
- ( t ) After Fo). Lanceolatis integerrimis &cc. Gort. JSe/g.
241. Gf>u\N JMottsp. 442. R. Lfigdb. .168. GMEL. Sib: Ut
p. 187 T. 80. f. 2. Ttipolium inajus coemleura. C. B. Fiiu
267. Ttipolium. Dop. Tempt. 329. Lop, fa 258,
S V N O E N E S I A. 665
dige Vleezige gladde Bladen, ongelyke IV.
Takken en getuilde Bloemen. Afdeel..-
Dat dit Kruid niet zo zeer den Zeekant als
wel het zoute Water beminne, blykt, dewyl P o l ygamiA
men ’t ook aan de Zout Meiren, in ,’t midden
Van Afie , overvloedig aantreft. Hier te Lande
groeit het veel aan de kanten der brakke Wateren
, Slooten , ;Graften, en zelfs op Balken
die lang in Water gelegen hebben. Men vindt
het byna altoos met blaauwe , doch ook met
witte Bloemen , in ’t midden geel. Na 5t bloei-
jen geeft het veel Pluizig Zaad, dat door den
Wind.- alom verftuift. De hoogte is van één
tot twee Ellen, naar de Groeiplaats. , f
t X?) i Sterrebloem met Lancetvormige Jlomte tx
ruuwe, drieribbige onverdeelde Bladen; de Ah r
< t Bloemfteelen byna naakt en getuild ; de A&Umw. 1
Keibfrhuhhfin ftomp.
In de juinen maakt deeze, die wild voor-
Jkomt op de Heuvels der; Zuidelyke deelen van
Europa en in ’c Ooftenrykfe, eene fraaijeover-
blyvende Bloemplant uit, welke den naam voert
van Italiaanfche of Roomfche After o f Sterre-
■ kruid.
fë ) After‘ Fol. Lanceolatis obtufis fcabrisScc?-GouAN
Montp. 442. kram. Auftr. 250. r . Lugdb. i68. After Atti-
,£US .poeruleus; vuig. C, B, Pin. 267. After Atticus. DOD.
gemfiu Aftet Jtalorum. Lo*. Je, 343, Aftei Atticus
coeruleus vulgaris. Tourni. In ft. p. 481.
T t 5
p . DE^p. x. STUK«