$i6 SaMentEELige Kruiden.
'Afdeel ^ an dergelyke kleinte als ’c voorgaande is
xx. * dit Kruidje, dat op de Velden van Kandia en
H oofd* Sicilië, als ook in SpaDje groeit, zynde om»
ftree^s Montpellier thans ook genaturalizeerd.
rceiwfa. Men noemt het in ’t Franfch aldaar la Fufelée>
*3\ zegt Godan; dat mooglyk Spille-Dijiel zou
kunnen betekenen; welke naam aan de Jtrac•
iylis der Grieken in ’t Hoogduitfch gegeven
wordt; om dat de Koppen naar een Spelde-
werkfters Klos gelyken. Z y zyn wonderbaar,
zo de Ridder aanmerkt , als door de Natuur
gefchikt tot afweering der vliegende Infekten.
D e kleine blaauwe Blommetjes zyn gevat in een
Eyrond Kelkje, dat beflooten is binnen een
^Traliewerk van fmalle Vinswys’ getakte Blikjes
, ’t welk iömium x.ig een Sterswys’ uitgebreid
Omwindzel van Kantdoornigc Blaadjes
heeft (*). Voor dat deeze Koppen open gaan,
werden z y van de Ingezetenen op Kandia, nog
malfch zynde, met Zout en Peper, gelyk by
ons de Radyzen , gegeten. De Steng wordt
gezegd een Handbreed hoog te zyn, en, gelyk
de Liniaal-Lancetvormige Bladen , met een
Spinnewebbige witte Wolligheid bekleed. Het
Zaaddmi*
parvus. J. B. Hi/l, III. p. 93. Caiduas minimus. Alk*
JExot. 254. ■ *
(*) Duidelyket vindt men zulks door den meergemelden
Heer Doftor Berkhev in Afbeelding voorgefteld, Fig. 31,
op zyne Tweede Plaat, doch waar het buitenfte Omwind-
zei, dat uit vyf Blaadjes moest beftaan, ontbreekt»