H oofd
stu k.
Egaale
Veelvjyve-
O-
520 SAMES TEEt lGE R r ü IDEN.
der Bladen. Men kan daar vanuit het
XX. volgende, in vergelyking mee het zyne, oor-
oofd* deel vellen.
't Gewas , volgens den T a k , meer dan een
.. Voet lang, my gezonden , waar van het bo-
venfte en onderfte hier in Plaat vertoond i s ,
heeft de Geftalte van de Cartbamus, den Bloem*
kelk van de Atraöylis en de Bloem van de Car-
hna. De Takken zyn rond, wit W ollig , en*
keld: de Bladen gepaard o f tegenover elkander
geplaatst, Lancetvormig Liniaal, aan den rand
met eenige fyne regte Doorntjes, en in een
Doorntje uitloopende ; van onderen wit W o llig
» van bövén glad, bleek groenachtig , meer
dan een Duim lang, aan ’t agterend dunner,
de Steng omvattende. Op den top van ieder
Tak komt een grooce eenzaam e gefteeldeBloem,
De gemeen e Kelk beftaat uit veele over elkander
leggende Blaadjes, die Lancet vormig zyD,
van onderen Wollig wit, van boven glad, aan
de kanten Vinswyze bezet met geele Doorntjes
cn in een lang Doorntje uitloopende; de bui»
tenften grooter, geen Duim laDg, debinnenften
kleiner. De Bloem is goudkleurig geel, ge-
ftraald, famengefteld uit middel-Blommetjes die
tweeflagtig zyn , Trechter vormig., hebbende
een Cylindrifch Pypje , ter belfte in v y f fpit-
fe Slippen o f Pynten verdeeld, gelyk men ziet
by b. De Omtrek beftaat uir Tongblommetjess
als a , die Lancet vormig geknot, met Streepjes
overlangs, aan ’ t end vierhandig zyn en aan den
voet
voet een Pypje hebben. De gedagte Trechter-' IV,
blommetjes bevatten de gewoone Meelknopjes,
tot een Cylindrifch Pypje om den Styl , ffle H oofd*
tweehoornig geftempeld i s , famengegroeid ;?TUK*
doch de Tongblommetjes hebben in het Pvoie
door my geopend, flegts eenige onvolkomene
Meeldraadjes. De gefteldheid van den Stoel en
van het Zaad o f Vrugtbeginzel, heb ik , om
myne eenigfte Bloem» welke ik daar van heb,
Biet te fchenden , niet willen onderzoeken.
C a r t h a m u s . Saffloer,
Van dit Geflagt, ’t welk een Eyronden Kelk
heeft, met over elkander leggende Schubben,
die aan de Punten ovaalachtig gebladerd zyn f* ) •
doch tot de Kopbloemigen behoort, zyn de
negen volgende Soorten befchreeven.
( i 3 Saffloer met Eyronde onverdeelde Zaags. r.
w’ys’ gedoomde Bladen. Carthmm
tin&ariusm
Deeze, wier Groeiplaats de Ridder in Egyp- Cew°°n?*
te
™T» ti ' -ÜEKKHfcy. ab. 11. F ig . 4.
(1) Carthamus Fol. ovatis integris &c. Syß. Nat. XU
Gen. 931. Veg. XIII. p. 609. 11. Cliff-. i9U Mau Med. 377
n N' ” G0ÜAN M°nSP- 4*7- Cnicus fativ. f.
Carthamus Officnamm. C. 11. Fm. 37s. Rumph. AmK t
p. 21S. T. 79; Cnicus vulgaris. Clus. Hiß. n . p. , 52. Cni.
cusfat. Theophrafti, Carthamus Officinarum. Lob. Ie, n , lÄf
K k 5