IV.
Afdeel.
xx,
H oofd-
STOK»
Egaals
Vtd-myvs-
Ky.
de Stad Rome. Onder de onzen is d& Knakkende
zeer kenbaar aan zyne geboogene Koppen
en van deezen hebben de Bloemen, voor da&
zy open gaan , zo men wil, een Moskeijaat-
. Reuk (*). Meest komt deeze aan den, Duinkant
voor ( f) en de Sierlyke-, die Bladen als
het Beerenklaauw heeft, is zo gemeen niet aan
ODze Wegen als de Lancetbl&dige. of groote
Breedbladige Wegdoorn , die men in de Kley-
Landen byna overal aantreft. Deeze is. op Ys-
land gevonden. Siberie voedt den Knikkende en
Krul-, als ook den M o e r a s -D i f ie l , die. zo wel
als de K r u l - D i f i e l , zeer gemeen is op, laage
Weidlanden , inzonderheid van uitgeyeende
Plasfen, zo in onze als de andere Provinciën.
Onder f t Landvolk noemt menze gëmeenlyk «
om dat de Steng, als Bladerloos en regtopftaan-
de,.zig taamelyk hoog verheft, Ka a le Jonker
of Boeren - Rottingen. Behoudens, dat dit zo,
wel
(*> Gedagte Reuk wordt door D. MApwts verkeetclelyk
toegefchreeven aan de Bloemen der Stekelen voorgemeld;
waar in ze niemand., denk ik , ooit vernomen heeft.
CD Verfcheide dealen yanriüeeze knikkende DoOrn 'o?
Diflel, hebben den .Heet Leder muller1 ten, Onderwérpe
geftrekt van zyne nafpooringen met het Mikroskoop.', Dus;
heeft hy het aartig gepluimd Pluis der Zaaden ; de Blomme»
tjes, Meeldraadjes en het Stuifmeel, niet alleen; maar ook
de Bladen -Stekels,- Stengen enz. daar van , fraay befchree*
ven en voor ’» Oog 'gebragt op PL >g 9L 9», van het Tweede
Deel zyner Mikroikflppifths Psrlufti$ng?n, die voor twee of
drie jaaren by de Erven van F. Houttuïn- uitgegeven zyn.
wel op den Kruldiftd zie als op deezen, ^
de Koppen beiden Trosachtig als tot een Knop xx,
vergaard hebben, en daarom mede tot de Veel* Hoofd^
bloemige behooren. Van H i e l wordt delaatlle^rüK* _ . _ . TT Polygami*
Moerasüge M e y -D i f i e l genaamd, en D a l l e r *Suaiis,
merkt aan (*), dat dezelve de Steng tot zes
Voeten hoog heeft, naakt en fchraal, zonder
Takken , alleenlyk met vleugelachtige Blaadjes
bekleed. Deeze wordt derhalve, in ’t Ne-
derduitlch, Speer difiel getyteld,
( 8) Doorn met afloopenden V in d e e lig uitgehoekte
, ruigachtige gedoomde Bladen, W o l- pycnoct-
Uge m a k te Bloémfteekn en a f vallende KeU^ tóZ vooken,
P‘se*
Deeze , in de Zuidelyke deelen vau Europa
groeijende, fchiet een Steng tot twee Ellen
hoogte , zo T r i u m f e t t i verhaalt. Het
Loof gelykt eenigszins naar dat van den Beerenklaauw
- Diftel, doch is van onderen wit gewold
, van boven donker - groen, met eenigè
witte Streepen , die in de Doornen uitloopëü.
Om hoog heeft hy een dikken Knop, van vee-
le Koppen als Hazelnooten , met gedoomde
Schub-
(* ) Cirfium Caule refto fubnudo alato &c. Helv. ineboat.
I. p. 74. N. 170.
• CD Cariuus Fol. decurr. pinnatifido-finuatis Sic. JAC(J.
Hort. T. 44. Garduus Nemorofus Italicus. BARR. Obs. 92.S.
Je. 417* Carduus pycnopolycephalu* fylv. Thiumï. Obs.
|o». T. 101.
Gg 4