IV* De Doornen en Diftelen fchynen als het uit-
'M g * - werpzel en de droefem der Aarde te zyn, Men
H oofd- zietze immers voortkomen op allerley woefte
s tu k , plaatfen en op dé Akkeren het Kruid verftik-
r S i - k e n . Ook worden zy aangemerkt als gevolgen
*> van den Vloek uit den Val gefprooten (*> De
Planten , daar gemeld, nochtans zyn geheel
andere Kruiden dan onze Doornen en Diftelen,
die ook niet groeijen in ’t Beloofde Land. R a b b
i Salomon merkt aan , dat 'er twintig naameo
van Doornen in ’t Hebreeuwfch zyn. Daar komen
in de Oofterfche Landen , zo wel als in
Afrika en de IodiSn , veelerley Heefterige,
Houtige , Slingerende , Kruipende en Boom-
- achtige Doorngewasfen voor, die een onbegrypelyke
belemmering in \ pasfeeren der Wilder-
nïsfen maaken; gelyk dit in Europa ook met de
Haagedoorn , Sleedoorn en dergelyken, doch
in minder graad , plaats heef t : maar men kan
dezelven , om dat zy zo veel nuttigheid ver-
fchaffen , niet aanmerken als een Vloek des
Aardryks, De Witte Doorn, immers, levert
uitmuntende Haagen tot afweering van het
V e e , en de Zwarte niet alleen Slee-Pruimen,
maar
(* ) Het Aardryk zy om Uwent wille vervloekt;------ ook
zal het U Doornen en Diftelen voortbrengen. Gen. III. vs, 17 1
Ig. De Aarde, die Doornen en Diftelen draagt, is verwerpelyk
«nde naby de vervloekinge. Hebr, VI. vs. 8. In ’t Hebreeuws
heeft men daar Koots ve Dardar ; in 't Grieklch
Akanthas k.*i Tribolous >• welk volgens Buxtobe het zelfde
betekent.
maar ook elders de Arabifche Gom uit (*). Dee- IV.
ze Slee - Doorn groeit in Afrika, tusfchen Bar-Af^ l '
barie en Senegal , maakende aldaar groote Bos« Hoof'd-
fchen, en is waarfchynlyk in Ethiopië gemeen.8TüK*
Men vindt in Klein Afie, Paleftina, Egypte en
Arabie,de Echte Acacia, dieniet minder gedoomd
is , wegens haar verdikte Sap in de Geneeskunde
bekend ( f ) , en de Alhagi der Mooren
, op welker L oof de Perfen een Soort van
Manna verzamelen, die in Greintjes voorkomt
als Koriander - Zaad (•!•). De eerfte is byna de
cenigfte Boom in Steenachtig Arabie, daar Planken
van gezaagd kunnen worden, waarfchynlyk
het Sittim-Hout der Hebreen. De andere,
Aghul genaamd by de Arabieren , ftrekt voor
de Kemels tot Verfnaperipg,
Waarfchynlyk zullen deeze o f . dergelyke
Doorn - Gewasfen, op andere plaatfen der Heilige
Schrift , daar zy als Haagen, Boompjes,
o f Bosfchen voorkomen (gelyk de brandende
Braambofch van M o s e s , ) door Doornen bedoeld
worden. Immers men vindt daar van
fomtyds ook als Brandftof gefproken en de
fteekende eigen fchap heeftze veel doen gebruiken
tot Gelykenisfen. Maar men heeft ’er
ook
(*) Zie deeze Nat, Hiß. II. D. II. Stuk , bladz. 57S.
( f ) Mimofa Spinis geminatis diftin&is Scc. Zie II. D,
III. Stuk , bladz. 014. &c.
( 4.) Hedyfarum Fol. fimpl. Lanceolatis &c. Zie II« D. V«
STUK, bladz. JS4. &c.
ïf 3 II. DEEIri X. STUK.