4»4 S a m e n t e e l i g e K E Ü I Ö E f L
iV. Zeer hoog o f allerhoogst Cirfnm noefït
D i l l E N IG S te regt de eerfte van deezb
Hoofd- twee, die uit Zaad van Karolina in de Elthatnfe
s t u k . rp u :n w a s 0pgegroeid tot tien en twaalf Voeten
K % f t, hoogte; inveele Takken uitgebreid, dochweer-
loos. De Steng was van onderen byna twee
Duimen dik. De Koppen waren zeer fierlyk ,
naar die der Jacéa gelykende , met paarfche
Bloempjes. Zou het deeze niet zyn, welke
C l a y t o n op vogtige Slykerige belommerde
Plaatfen, in Virginie , groeijende vondt ( f ) ?
JDe andere valt ’er laag, doch heeft niet min
der fraaije Bloemen.
sxv. ( a j ) Doorn met omvattende Lancetvormige 9
kanthaairige geheels en gefnipperde Bladen
l u s .r _ aan de Steng, die meest. é é n s Bloem draagt
Wadtgc.' met een ongedoornde Kelk.
In laage Velden der Noordelyke deelen van
Europa en Afie , gelyk by ons ook in Veen-
achtige Weiden der Wouden in Vriesland „
groeit dit flag van Doornen , waar van de
naams • oirlptong blykbaar is. Duifterer is* de
onderfcheidiDg van deeze Soort,welke de Heer
H a l l e r met den Knohbelworteligen Doorn ,
van
/ ij Cirfiurrv altisfiamrn &c. Gron. V irg . U 7 t 3
( i s ) Ca riu a s Fol. amplexicaulibus Lanceolatis &c. GORt.
B tlg 't30. VI. Suic. «J7 , y z i iG ^ V . Sib. II. p. j i .G obT.
Ingr. ia*. Oed. Dan. 160. Citfium maximum AsphodeU
A.adice. C. B. P in . 377. Cirfium Brittanicum Caule multï*
fioro. 5COP. A n n , ». p, 6a .
van hier voor * , overeenkomftig oordeelt en IV.
het verfchil der Bladen is niet zigtbaar in de
Afbeelding van denzelven ( f ). Evenwel merkt Hoofd*
zyn Ed. eenig onderfcheid met de SweedfcheSTüK-
aan, welke de Ridder maar een Stens aeeft van Tolnp>»ia
eenen of ten hoogden drie Voeten hoog, daar *uiadz.
hy ze in Switzcrland tot v y f Voeten waarnam. 477,
De Heer d e G o r t e r vondtze ln Rusland
altoos met verfchillend L o o f , de bovenfte en
onderfte Bladen onverdeeld, de Stengbladen
gefnipperd. G m e l i n , dat zonderlinger is ,
merkt aan , hoe in Siberie de Landfchappen,
beooften de Jenifea, dit Gewas niet dan met
gantfch onverdeelde Bladen vóórtbrengen, maar
bewesten die Rivier kwam het byna altoos met
de Bladen beneden de helft der Steng Vindee.
lig o f gefnipperd voor. Van boven waren zy
meest donker , doch ook fomtyds bly groen ,
van onderen altoos uit den Afcbgraauwen wit»
achtig; doch ook aan de bovenzyde doorgaans
met een dunne Wolligheid bekleed. Het was
’er overal vry gemeen, komende meest aan de
Rivieren o f op vogtige Gronden voor. Zal men
zig nu verwonderen, dat Doótor S co p o l i
deezen zagten Doorn in Tyrol veel kleiner en
geheel Wollig, fomtyds met een veelbloemïge
Steng vondt? L i n n ü u s merkt aan, dat de
kweeking deezer Plant in de Tuinen het Loof
meer
J Cirfutn montanutn Fol. lojigis feriatis fubtus incsnis,
Hslv. enum. Tab. XXI. Htly. incboat. Tab. VII. P» 7 7 ,7 3 .
Hh 3
ÏI, DEE& X. STuK.