§22 S AMENTEEUGE KRUIDEN.
IV. Jleelde , Oxel - Kelken ; de Bladen over-
« T hoeks, langwerpig ,Jlomp; de StengKruidig.
*tui^D Deeze komt , in de Zuidelyke deelen van
OvertolligeE u ro p a , aan de Wateren en op vogtige Gron*
den voor. In de Europifche Tuinen is zy een
Jaarlykfe Zaay • Plant , gelyk de voorgaande ,
hebbende de Bladen fmaller, doch de Bloemen
ook geel van Kleur. Z y heeft een Kruiderigen
G e u r, en worde veel in Portugal gevonden.
v# (5 ) Koe- Oog met Jlomp gebladerde gefteelde
Bupbtbal- Kelken; de Bladen Spatelvormig overhoeks:
mum ma- „ . 4
ritimum• StftTlf* KVUldlg*
Zeckants.
Niet minder geurig is deeze, die aan de Oevers
der Middellandfche Zee , op Bergachtige
Gronden , voorkomt en Houtig i s , maakende
een overblyvende Plant in de Europifche T u inen
u it. Zy heeft den Stempel der tweeilagtige
Blommetjes, zo wel als der Vrouwelyben, twee-
deelig, volgens W 1 l l i c h .
( 6 J K o e-O o g met overhoekfe Lancetvormige
JPurum. ‘f -
ttard.
fïtanicuJ odoiatus« Sfb. Then. I. p. 47. T. 2?. f. 7. Chry-
fanth. Conyzoides LuGt, Breyn Cent. i j 7. T. 77* BARB.
lc. 5 J1,
( s ) Buphtbalmum Cal. obtufe Foliofis pedunculatis &c.
H . Cliff. Ups. R. Lugdb. N. 3. GER. Prose. 210. After fupi-
nus lignofus Siculus Conyzx odore. Bocc. M u s . XI. p. 161.
T. 129. Aft. fup. luteut Masfiliot, BARR. I t . H55. Afterlu-
«eus fupinus. C. B. P in . 267.
Ct ) Buphtbalmum Fol. altetn. Lanceolatii &c, Afteriscus
Afer,
» $ ¥ N G N £ S I h i m
effenrandige Bladen : de Steng laag°Hee■
fierig.
Aan de Kaap der Goede Hope valt deeze, stuk™4
als ook de volgende en zelfs de drie voorgaan- Polygamie
de Soorten hadt de Heer N. L . B u r m a n n u s fu?erflu*,-
in ’t Kruidboek van O l d e n l a n d aange-
troffen.
( 7 ) K oe-O og mei overhoekfe $ Lancetvormige vir.
eenigermaate Zaagtandige ruige Bladen,
naakte Kelken en Kruidige Stengen. dfoti urn.
6 5 wilgbladig.
( 8) Koe-Oog met overhoekfe Lancetvormige VIir
fyn getande gladde Bladen, naakte Kelken Grandija.
en Kruidige Stengen. Grootbloemig.
Zeer naby komen deeze beide S o o rten , die
in Ooftenryk, Italië en Switze rland,op de Gebergten
groeijen , zo in het L o o f , als in de
Ge-
Afer, imo Calyce non foliofo. Va il l . Mem, Chryfanth.
Afr. Afteris fade Sec. Pluk. Alm. 101. T. 21, f. 3.
(7)- Buphtbalmum Fol. alternis Lanceolatis &c. H. Cliff. R.
Lugdb, N. 4. Scc. äcc. After luteus major Foliis Succifs, C.
B. Pin. 166. After teitius Auftriacus. Clu.S. Hifi. n. p, 13»
Afteroides hirluta. Mich. Flor. ïii T. } , 4. Conyza major
altera. Thal. Here. 21. f. 2.
(s ) Buphtbalmum Fol. aft. Lanceol. &c. H. Cliff, Ups. R.
Lugdb. N. 5. Afteroides Alpina Salicis folio. Tournf. C t r .
50. Mich. Flor. 12. T. 5, After luseus anguftifolius. C* B.
P in . 266. Chryfanth. perenne minus &c. MoriS. III. S. 6 .
T. 7. f. 62. After Fannon. primus. Clus. Pan», p. U S , 7»
tl» Deel. X , stuk.