IV. De eze, die ook, zo wel in de Zuidelvke als A ynpVT •
XvI1I * Noordelyke en Ooftelvke deelen van Europa,
H oofd- op de Gebergten groeit, wordt gehouden voor
S j.UK" den regten Qrobus, en gebynaatnd wegens de
nip. * Kleur der Haauwen en Zaaden. Ook wordt dit
Kruid door *t droogen zwart. De Afbeelding ,
welke C t ü s i ü s *er van geeft, is onder den
naam van AJlragaMdes door D o d o k ^ ü s en
L o b e l overgenomen. De W o r te l, dien zy
lang , dik en Houtig heeft, is insgelyks zoet
van Smaak.
OmSmP]- ^ Erven met een Takkige Steng, tweepaarige
tenaicus* Lancetvormige geaderde Bladen en eeni»
fcher.ene€" germaate gedoomde Stoppeltjes,
Van de groeiplaats heeft deeze den bynaam,
en komt ook in Languedok voor.
ix. ( 9 ) Erven met een Takkige ruige leggend®
Bosfchige!* Steng; de Bladen byna zevenpaarig,
Van de voorige Soorten vallen ’er drie in
Sweeden en andere deelen van Europa, doch
gee-
603. Fl, Suee. $97 > *43* Orobus Sy!v. Vicis foliis. C B.
Fin. 3ja. Orobus Pannonicus alter. Clus. P ak». Fig. ad
Calc. ultima. Aftragaloides. Dod. Pempt. jfi» L0B. Ie, IJ»
78.
f8) Orobus Caule Rsmofo , Fol. bijugis &c. GouAN
Monsp. 367. Orobus Pyren. Fol. Nervofis. TOURNF. Injl.
2is- Pluk. Pbyr. 210. f. 2.
(9) Orobus Caule Ramofo hirfuto decumbente &c. Am.
Aead. IV. p. 284. N. 66. Orobus fylv. noftras. Raj. Angl,
III. p. 324, Hip, 1892. Mem.de Paris 1706. p. loji.Tab. S.
D I A D E L p H I A. 183
geene in Engeland of in onze Nederlanden, rnaar ^
deeze komt natuurlyk in Engeland en Vrank- xvfn. *
yyk voort. Men vindt ze by R a y onder den Hoofd-
naam van Engelfchen Bofch-Orobus befchree-ST^ ‘
ven en doof C h o m e l als eene Franfche lp
Afbeelding gebragt. Z y is gemeen op de hooge
Velden van den Goudberg , Cantal en Pui de
Dome in Auvergne , een Provincie, die in 't
midden der Zuidelyke deelen van Vrankryk legt*
*c Gewas verheft zig zelden meer dan een
Voet hoog. De Haauwtjes zyn ongevaar een
Duim laDg en. een vierde Duims breed.
L a t h v r u s .
Een platte Styl , naar ’t end verbreedende ,
aan de bovenzyde ruig, ftrekt inzonderheid tot
onderfcheiding van dit Geflagt, ’t welk ook de
twee bovenfte Kelkpunten korter dan de anderen
heeft. Hier kan men by voegen, dat de Bladgeel
d orgaans in een Klaauwier uitloopt,zyn-
de hoekig en opzyde voorzien met twee,zeldzaam
met verfcheide Bladen.
De Latynfchê of Griekfche naam, Lathyrus,
(die wel van Lathyris , gélyk het Wolfsmelk-
Kruid fomtyds genoemd wordt, moet onder-
fcheiden worden , ) is in algemeen gebruik;
hoewel men fommige, in ’t Hoogduitfch, Plat-
erbfen o f Platte Erwten., in ’t Franfch Gesfe,
in ’t Engelfch Cieheling, genoemd vindt.
’t Getal der Soorten, waar van de negen eer-
ften eenbloemige , de vier volgende tweebloe-
M 4 #ai