IV.
A fdeel.
ivtii.
H oofd»
s t u k *
XXV.
. Hoiiehas
répens.
Kruipende.
ï.
Glycine
fubterra-
Hea>
Onderstsrdfche.
Deeze Indifche , naar de eerfte Soort gely-
kende, heeft een klein gedachtig Bloempje en.
tweelingfe Zeisfenvormige Haauwtjes.
( 25) Slingerboon met een kruipende Steng ,
ruigachtige Eironde Bladen, getrojle
tweelings - Bloemen en Liniaale r.onde Haau•
oven.
Aan de Zeekusten van Jamaika komt deeze
voor, die klein is van Gewas, en lange Bloem»
fteelen heeft; de Haauwen veelzaadig, dun en
rond.
G . l y c i n e. Kruipboon.
Een tweelippige Kelk en dat de Kiel met haa»
re tip de Vlag agterover buigt, ftrëkt tot on-
derfcheiding van dit Geflagt, dat wel ook meest
drievoudige Bladen, doch veelal leggende en
geenszins fingerende Stengen heeft. Het bevat
elf uitheemfche Soorten; naamelyk
( 1 ) Kruipboon met drievoudigeWortelbladen,
leggende bogtige Stengen en tweebloemige
Steeltjes. >
De
(2 s) Dolkhos Caule repente , Fol. pubescentibus ovatts
&C. Arh. Ac ad. V. p. 402. Dol. raaririnfus minor repens&c»
BsowN. Jam. 293.
( 1 ) Glycine Fol. lernatis Radicalibus &c. Syft. N a t, XII.
Gen. S6S, p. 454. Veg. XIII. p. 548. Phafeoloides Amer.
prpGumbens &c. Raj. Suppt. 437. Arachidna Phafeoloides
Amer. Herm. P rodr. 314. Manobi. LAET. Amer* C. 13. -
Glycine fubterranea. Linn. Djs. II. p, 37, T, lp. Arachis
Africana. BüBM. Cap. 21.
De driebladigheid fchynt dit Gewas wel al» IV.
lermeest te onderscheiden van de hier voor be- A:,'DEEL«
fcbreevene Aard - Eikels * ; hoewel het ook Hoofde
geenszins langwerpige maar ronde Zaadhuisjes STÜK-
heeft, met een enkel Zaad. Voor ’t overige dr£ ecari'
komt h e t, in manier van groèijing, en in ge- * madz,
bruik, met dezelven overeen. Het is een voort- I22*
ïocpend Plantje, zonder Stengen, maar met Ranken
, die langs den Grond kruipen en de Blad-
Iteelen ukgeevèn, uit wier Oxelen zeer korte
Steeltjes voortkomen , ieder met twee geele
Bloempjes. Zy buigen zig , na \ bloeijen, in
de Aarde , en aldaar groeit het Peultje, dat
rond is , gelykeen Erwt, wordende onryp ge»
köokt en als Erwten, zo ia Zuid - Amerika als
in de Westindiën, gegeten.
(2) Kruipboon met drievoudige byna naakte
Bladen, Haairige Stengen, hangende Tros-
fen , de vrugtbaare Bloemen ongebladerd.
j , , orengt zo*
onder als boven den Grond Vrugten voort-/
lyk een Soort van Lathyrus, deswegen amp
carpoS' gebynaamd. De Bloemen zyn , aan
Knietjes, by troppen digt vergaard, wit v
ir.
Glycifut
monoica.
Eenhuizige.
cme Fol. ternatis, rcdicelli
ÏI. 107.
ik Deel. x. sthk.