IV.
A fdeel,
xx.
Hoofds
tu k .
vormig en van onderen Wollig, zo wel als de
Blaadjes van den Kelk , en allen bezet met
Doorntjes.
z Kaau _ De Heer N > L B ü s m a n n ü s heeft deeze
Veeiwyve- Gortena op haar plaats gelaten en telt geene
Atraftylis onder de Kaapfe Planten; maar van,
het voorgaande Geflagt brengt zyn Ed, behalve
de Carhna Atraclyloides , ook eene fcabra te
berde, die de Steng gebladerd heeft, met Lancetvormige
Tandswys’ gekwabde, uïtgegulpte
Wollige Bladen: eene patula , b y P l u k e *-
n e t afgebeeld en eene aculeata, die de Sten-
WoU ig, veelbloemig, met ongefteelde end"
Bloemen, de Bladen puntig Liniaal uitgegulpta
W o llig , meest drie by elkander heeft ( *T
r a? fChe GeWaS 5 Waar van ikhier, Plaat
L X VIL % . i , de Afbeelding mededeel, werdt
door den Heer T h u n b e r g , toen hy in Ok
tober deezes Jaars i 778, myne nieuwlings van
. de KaaP ontvangen Planten bezigtigde, als iets
zeldzaams aangezien, ’t welk van zyn Ed in
zyne Kruidleezingen by de Kaap en verder in
t Land der Hottentotten , door welken vyfen-
twintighonderd nieuwe Soorten, zo hy verhaal,
de, van hem ontdekt zyn , niet was gevonden
( f ) . Hy kende het niet , maar dagt het
mögt
(* ; De meefte Soorten van dit Gefragt 'zy„ gedoomd.
CD In t I. Deel van Försters Reisiogt om den Aard.
kloot , die du Jaar, in Boogduierch, te Berlyn in Quarta
«»gegeven en aan den Koning van Piuiifen opgedragen is s
vind
lAtraSylis
anguflifo-
lia.
Smalbladige.
Pi. LXVII.
»%♦ I.
mogt eene Soort van Carlina zyn. ’t Is zeker IV;
dat het tot geen der opgemelde Soorten be- A*
hooren kan, en ’t fchynt my nader aan dit Ge. Hoofd-
flagt te komen, des ik het hier, voordraag : STÜBr'
te meer om dat het in de meefte opzigten ftrookt
mét de befchryving, welke de Heer Bergius
van de laatfte Soort heeft gegeven, uitgenomen
de
vind ik , black. 61 , ten opzigt van den Heer Doktor
Thunberg , deeze zonderlinge Aantekening. ,, Een be-
», kwaam Leerling van H nn/eus, die eerst-D. Burmans
„ Planten » Verzameling te Leiden in orde bragt, vervolgens
„ drie jaaren lang aan de Kaap botanizeerde, en , na veele
3, aldaar gemaakte nieuwe Ontdekkingen , op kosten der
„Oostindifche Kompagnie , naar Batavia gfefchikt werdt»
„ om van daar , in 't jaar 1775 , naar Japan te gaan.”
Wat het in order brengen van des Hoeren 8 v B m A n s Verzameling
te Leiden, alwaar dezelve nooit geweest is, en het
in orde brengen zelf, aangaat, moet de Heer G. FOB STEE
ilnmer zo flegt onderrigt geweest zyn , 'als omtrent des-
zelfs fchikking naar Batavia en Japan, op kosten der Oostindifche
Kompagnie. Die Heer is alleenlyk, in kwaliteit, op den bodem
der Ed. Kompagnie derwaards vertrokken ; doch het gene
zyne Reizen en Botanifche Waarneemingen betreft, zulks
is door zyn- Ed. onder begunftiging van eenige particuliere
voornaame Liefhebbers en bevorderaars der Kruidkunde al.
hier, alsook van den Wel Ed. Geftrengen Heer J. C.*M. Rader
sjacher, Extraordinair Raad van Nederlandfch Indic,
te Batavia, gefchied. De Heer Forster , moet derhalve daar van
zeer flegt onderrigt zyn: want aan partydigheid , welke hy in de
loftuiting van zyn Landsman Kolbe en de verachting der aanmerkingen
van den zokundigen Abt de l a Ca ill e , aangaande
den toeftand van de Kaap der Goede Hope, op de voorgaande en
volgende Bladzyden zo duidelyk blyken laat, kan ik die niet
toelchryven.
K k 4
§i§*|| I
H l
d i k ] ‘jmk