IV.
A fdeel.
XX.
Hoofd*
s t o k .
Egaals
Eeelwyvtry.
I.
Cnicus QU-
raceus.
Moezige.
490 S a m e n t e e l i g e K r u i d e n *
C n i c u s . Diftel.
Een Eyronde Kelk,die met Takkig gedoomde
Schubben bekleed is en omwald met Bladen
als Blikjes, (met en benevens gelyke Blommetjes
,) bepaalt de Kenmerken van dit Geflagt,
tot het welke de gewoonlyk zogenaamde Cnicus
o f Gezegende Diftel, thans tot de Centait-
rea betrokken , niet behoort. Hetzelve bevat
negen Soorten van gedoomde en ongedoornde
Diftelen, als volgt,
(1 ) Diftel met Vindeelige Bladen, die gekield
en naakt zy n , de Blikjes holrond, effen-
randig en eenigermaate gekleurd.
Op Bofch - Velden in de Noordelyke deden
van Europa, als ook in Rusland, groeit dee-
z e , die Veld-Bijlel genoemd wordt, komende
ook voor in vogtige Weidlanden en Velden buiten
Utrecht. Men zou ze eigener Moes-Bijlel
noemen , alzo de Rusfen in ’t Voorjaar de Bladen
kooken en eeten als Kool. L o b e l noemt-
ze Beemd- D ijle l, als ook veel groeijende in de
Beemden en vogte Bosfchen van Vlaanderen,
Artois, Brabant en Duitsland. Z y heeft Bladen
naar
0 ) Cnicus Fol. Pinnatifidis Carinatis nudis &c. Syjl. Nat.
J I I . Gen. 92Ó. p. 5 30. Eeg. XIII. p. <$06. GORT. Belg.
231. Fi. Suec. 7Ji , 723. R. Lugdb. 136. N. 2. Card. Pra*
tcnfii latifolius. C. II. Pin, 376. Card. Pratenfis Tragi. LOB*
lc. 11. p. n . £. Citfium latisfimum. C. B. Pin. 377. Cnicus
Pratenfis Acanthi folio Flore flavescente. TOUHNF. Injt,
4; o. Item El. purp. Ibld.
S V N O E N E S I A * 49 ï
paar het Beerenklaaijw gelykende, maar flap- IV.
per en bleek groen. De Bloemen , zegt hy x l f^
groeijen getropt aan een Steng van vier of v y f Hoofd.
Ellen hoogte, dat dunkt my wat veel is. B a n- stuk'
h i Nus evenwel, zegt van drie en vier Ellen,
H a l l e r van drie tot zes Voeten en C he-
n a l tot eens Menfehen hoogte. In de Bosfchen
by Bafel, merkt deeze Autheur aan, dat .
het dikwils voorkomt met meer gedoomde Bladen
( * ) , waar van de onderften gelhipperd
z y n , de bovenften niet. *t Gewas heeft doorgaans
maar zagte Doornen en het malfcbfte
L o o f van alle Diftelen, wordende van de Vrouwtjes
Gras-Kool geheten, zo B a u h i n u s aanmerkt.
Hy vondc hetzelve op Berg - Velden om-
flreeks Geneve en R a x by Straatsburg aan den
Ryn.
(2) Diftel met omvattende, Vindeelige Baards- n.
wys* Zaagtandige Bladen, knikkende Bloem- rï/ïïZifs'.
fleelen en Lymerige Kelken. Fyndoorni
ge.
Den bynaam Erifithales, van P l i n i u s ontleend
, hadt D a l e c h a m p aan een dergelyk
Gewas gegeven , dat Bladen als het Beerenklaauw
(a) Cnicus Fol. amplexteaulrbus Pinnatifidis &c. Jacq.
Obs. I. 28. T. 17. Eind. 279. Card, Prac. Fol. tenuibus la-
ciniatis. C. B. Pin. 377. Cir.’um Acanthoides Montanurc»
& c , T o u k n e . Infi. 448. Erifithales. D a l e c h . Hiß, 1094,
HALL. Helv. ineboat. I, p, ~y. N. 179.
(*) Chen. Programm. Bas. 1.775. p, 9,