3 Ö E » K E L B R O E D E R I GE K r u ï D E K o
A fdeel* * j f t ZaaStandige Bladen, Borftelig&Stop.
xvir, * peltjes en byna gedoomde Oxelen. *
Hoofdstuk.
(2) Hoorn - Heemst met rondachtig Hartvor-
mige Bladen> Borfalige Stoppeltjes en by.
witte»* driedoornige Oxelen.
De eerfte van deeze twee fchynt nader de
Smalbladige Silaguri van R ump h i u s te zyn,
dan dat dit Kruid behooren zou tot het Geiten-
kruid der Westindiën , welk men aldaar voor
*ii, d . Tbee gebruikt *. Immers het heeft een Pylaar-
U 3*of’ tJe* dat de Mee,draadjes draagt, in ‘t midden
van zyne geele vyfbfadige Bloempjes, Het is
een Heeftertje van eenige Voelen hoog; de andere
een Jaarlykfch Kruid, dat van de Wollige
witheid der Bladen zynen naam heeft, die aan
t end niet fpits maar rond zyn, de Bloemen wit
met paarfche Stempels en de enden der Bladftee-
len paarfchachtig,
ut. ( 3) Hoorn - Heemst met Ruitachtig Lancet-
RUmhif»- vormige Zaagtandige Bladen, de Oxelen
RuitbLdi- eenigermaate tweedoornig. j . j
3. T. ». Althata Virg. bidens Scc. Pluk. Alm. i j . T, 9. f.
6. Malva Ulmifolia fcmine duplici Roftro. Touhnf. Injï
96, Silagurium. RumPH- Amb. VI. T. ig. f. 2.
{z) Sida Fol Cordatis fubrotundis öcc. Malva bicorni*
Sanguiforbas folio villofo & glabro. Dil l . Elth. f. 21©. AI-
thata Roftrata Cormandelienfis Scc. Pluk- Alm. 26. t . 9,
f. 3.
(3) Sida Fol. Lanceolato • Rhoraboidibus ferratis Scc, H.
Cliff, 346. R. Lugdb. 349. Fl. Zeyl. ij2 . GltON. Virg. 101
Malvit da unicoinis , Folio Rhomboide , petennis. DlLL.
Elth. 216, T, 17a» F. 212. T» IS. f. 3,
M o N A D E L P M I A. 3 7
(4) Hoorn-Heemst met rondachtige, geploot- IV.
de, Zaagtandige Bladen. ^ x v u l’
r n Hoofd-
(5 ) Hoorn-Heemst met Wigvormige Jlompe , %rVK.
Zaagtandige, van onderen Wollige Bladen. iv.
Sida Alni-
De figuur der Bladen onderfcheidt deeze , al - ethiadige.
temaal, gelyk de twee voorigen, Oostindifche v.
Planten, hoewel men de Gedoomde ook aan de
Kaap en in Noord-Amerika, de Ruitbladige indige.
de beide Indiën aantreft. Deeze is Heelterig
en overblyvende, zo wel als de Elsbladige, die
zeer naby komt aan de volgende, welke tot het
Silagoeri van R u m p h i u s béhoort. Zyn tweede
Soort fchynt het Ruitbladige te zyn , welks
Bladen eenigszins fcheef voorkomen; hoewel de
Heer N. L. B d r m a n k d s die betrekt tot een
Spitsbladige Sida: want R umph i u szegtze lf,
dat de Bladen ftomp zyn. De Afbeelding, be-,
ken ik, vertoontze wel degelykfpits: doch het
fchynt my to e , dat zo wél in eene zelfde Plant,1
als in byzondere j aanmerkelyke Verfcheidenhe-
den voorkomen. De Bladen, immers, aan de Tak- &
ken en Plantjes, my onder den naam van Ruitbladige
toegezonden , vertoonen weinig Ruitach
(4) Sida Fol. Qrbïculatis plicatis ferratis 8tc, H. Cliff. 346.
Fl. Zeyl. 253. R. Lugdb. 349. Malviuda Steliata Almfolia.
Dil l . Ehb. f. a u .
(5) Sida Fol. CuneiF. retufis &c. Althasa Indica Iatiorefa-
lio Coidiformi. Pluk. Alm. i 6. T. 9. f. 2. Silagurium.
RUMPH, Amb. VI. p. 44- T. 19.
C 3