IV,
'Afdeel.
xx.
Hoofd»
s tu k .
i.
Ageratam
Cm y zo id e s
Haaiiig
II.
Ciliare.
Glad.
en vierdeelige Blommetjes ; ïriaaken de byzon*
dere Kenmerken van dit Geflagt, waar in de
twee volgende Soorten.
( 1) Geurkruid met Eyronde Blaadjes en een
Haairige Steng.
(2) Geurkruid met Eyronde gekarteldeJiompe
Blaadjes en eene gladde Steng.
De Geflagtnaam, van de Grieken afkomftig,
betekent een geurig Kruid, dat men in ’c Ita-
liaanfch Herba Giulia, Agerato, in ’t Engelfeh
Mandeline , in ’t Hoogduitfch Leberbalfam en
in ’ t Nederduitfch Klein Balfemkruid noemde.
Die naam is op verfcheide anderen ,. tot de
Kruifemünt enz. behoorende , toegepast. Ook
is ’er een Geflagt van Ageratum , ’ t welk geheel
andere Planten bevat, door T ourne-
for t geformeerd. De tegenwoordïgen, (waar
van de eerfte , die Haairig geftengd is, in A-
merika gezegd wordt te huisveften, de laatfte
van Bisnagar, aan de Kust van Afrika, afkomftig
zou zyn ,) weet ik niets meer van te befchry
(1) Ageratum Fol, Ovatis , Caule Pilofo. Syjl. Nat. XII.'
Gen. 516. Veg. XIII. p. 614. R. Cliff. i9s. Ups. 253. R»
Imgdb. i SS' Coflyza Amer. Lamii folio, Flore albo. Tournf.'
Infi, 4Jï. Carelia. Pont. DUf. 184. Eup. hutnile African.
Senecionis facie,folio Latnii. Herm. Par, p. T. 161. Pluk.’
Phyt. 88. f. I.
(?) Ageratum Fol. Ovatis, crenatis, obtufis, Cau(e glabro.'
Centaur. Ciliare minus Bisnagaricum &c, ÏIMK. AU , 93,
T. 81* f, 4'
fchryven dan de uitwendige gedaante, welke IV;
naar die van de Conyza 3 Senecio o f Erigerum AFxxEE*
gelykt. Hoofd«
De Geflagten van Pteronia en Staehelina reedstTUK*
befchreeven zynde , komen wy tot dat van </«$&***
C H R ï s ó c o M i , Pronkbloem*
Van hét welke de zeven eèrfte Soorten reeds
onder de Heefters zyn voorgefteld * , des alleen *11. vi
nóg de vier volgende voorkomen. Wa&fao *
(8) Pronkbloem dat Kruidig i s , met Liniaa- vnr.
Ie gladde Bladen en ruime Kelken. ma^Unï.
f y r i s .
Zekere Plant, naar het Vlafchkruid gelyken-
d e , was deswegen onder den naam van Lino-,
fyris by de laatere Kruidkundigen geboekftaafd,
alzo zy door C l ü s iü s Oojtenrykfe Ofytis
geheten ware* Z y groeit in de Zuidelyke deelen
van Europa , in Switzerland in de kloven def
Steenrotfen geworteld voorkomende. Haar
Roedachtige gebladerde Stengen, vaneen El*
h en langer , hebben aan ’t end een Bloem-
kroontje, waar van de Steeltjes onder de Bloemen
gezwollen zyn. De Kelken, met Blaadjes
ge-
( ï ) Chryjocoma Herbacei Fol. Lineatibus glabtis &c. GouAN
Monfp. 431, Cbryfpconia Calycibus laxls. H. Cliff. 356. R.
Lugdb. 145. Cbryfocoma Diosc. & Plinii. COE. Ecphr. I.
p. 81. T» 81. Linofyris nuperomm. Lor. Ie. 409. Ofyti*
Autliiaca. Clus. Rij?. I, p. 315. Pan», JlO, T. 31 r.
N n
lh DHL. x. Stuk;