IV. doch heeft dit byzonders, dat de Blommetjes,
^ die geel zyn , als met de Schyf famengroeijen
H o o fc - en een Klootrond Bolletje maakeü, ’t Welk ver-
STÜK* - volgens ópen barst en de Zaaden uitgeeft. Zy
j^’ejwyvf- valt op'Sicilië, zo wel ais in Egypte, alwaar
F o r s k a o h l misfchien deeze Soort, onder den
naam van Zaagtandïg, heeft waargenomen en
befchreeVen (*)»
( n ) Fynftraal met getropte Bloemen, rappige
Kelken en Lanceivormige Bladen, die èeni-
XI.
Erigeron «
dotidhi^
döiwns," •
§ germaate getand, zyn, aan den rand rauw.
Mooglyk zal deeze, die de Egyptifche naby
komt , door den Heer G o u a n aan den Ridder
bezorgd zyn. Z y v c r fc h ilt .m e e s t door de
Kelken, wier Schubben niet Elsvormig uitge*
breid, maar digt geflooten , ftomp en rappig
zyn. v
(12) Fynftraal, met de BloemJleelenoverhoefa,
Acre. eenbloemig.
Scherp. - . D i t
(*) Èiigézori (Serrdtum) Ou!e Raraofo , érecto - difFufo ,
Cabitali; Poliis' Cuheiformi - Lanceofefis , SeitStö • dentatis',
fesfilibus, -vfilofïsl Mor. AZgypt, Arob. p. 148,'Hy a«gt 'ei
yan, Flo res /ubgloboft,
(11) Erigeron Flor. congeftis , Calycibus Scarioiïs, Fol.Lanceolatis
fubdent. • margiöe fcabtis. Mante $6y. - r
(12) Erigeron Pedunc. alternis unifloris, GOBT. Belg. z%'i<
Suec. 69»* 741. Gouan Momp. 436. r , Lugdir.
N, s. ponyza coptuleae actis. C. B Phu \SSt -Amclius mon-.
tarnt, xquicoiomm. Col. Ecphr, IJ. T. *f- p. 26. Erigerum
quartum. dod. Pempt, 641.
Dit is het Kruïskruid niet, dat men gemeen* IV.
iyk Erigerum noemt, in ’t volgende Gellagt Af“ exe l*
begreepen , maar een Onkruid, dat wegens zy- Hoofd-
ne bytende hoedanigheid den bynaarri voert.8TUK*
Het komt op oude Muuren, hier te lande, te F<$ÊtpiA
Haarlem en Utrecht, voor, en valt, door gt / üP rfia^
heel Europa *, op drooge plaatfen eü Steenjge
tleuvelen. De Steng is tot een Elle hoog,ruuW
cn l a k k i g , zegt H a l l e s , fomtyds ook ongetakt
en laager , met Tongacbtige Blaadjes ,
uit wier Oxelen Steelen voortkomen, die fomtyds
één-, fomtyds meerbloemig zyn. De
Tongblommetjes , die de Krans maaken, zyn
zeer fmal en fyn, tot veertig in getal, Vleefch-
kleurig $ doch in fommigen ontbreeken die t’eene*
maal eri zulke Bloemen hebben niet dan de Schyf,
Uit geële Blommetjes beftaande, met een ros-
achtig Pluis, De Bloem , öaamelyk, is niet zo
zeer blaauw , gelyk D i l l e n i u s , die dit
Kruid Conyzoides genoemd hadt , aanmerkt ,
maar paarfchachtig o f bleek paarfch.
C13) Fynftraal met den Steel byna tweebloe■ xiir.
mig f de Steng eenigermaate ruig, de J ï i*erm
Bladen Jlomp en van onderen Pluizig. Aipiicfe,*
04)
(13J Erigeron Caule fubbifioro , CaJyce fiibhirfuto &c.
Oed. Dan. iÿn. Erigeron Squamis Calycinis planis. Gek.
Prov. 202. Conyza coerulea Alp.na major. C» B. Pin, z6-,
Prcdr. 124. Afleri montant) purpnreo fimilis feu Globulaii®,
|. B. Hifi. II, p. 107,