ÏÖ4 CüBBELffROEDERÏGE K r ü IÜ Ê ^
e0 de laatften veelbloemige Steeltjes heb.
tvin. ben , meestal Europifche Planten , is eeDen-
hooFD- twintig, als volgt.
stu k .
iJthfUS fO- Lathyrus met eenbloemige Steeltjes, on-
"^on^ebh- gebladerde Klaauwieren eri Pylswys’ Hart--
derde. ’ vormige Stoppeltjes,
Van dit Kruid , dat in de Zufdeïyke deden
vian Europa onder ’t Koorn groeit, Beeft de
vermaarde T odrnefo rt een Byzonder Ge *
Aagt gemaakt onder den naam.van Aphaca. Volgens
L óbel zou het op veele plaatfen in de'
Nederlanden; volgens anderen ook in Engeland,
voortkomen. Het is in Switzerland en Vrankryk
op de Akkers, niet ongemeen , en fcbynt Bet
Kruid van dien naam, by P l i n i ü s , niet té
zyn (* ) . Het heeft dunne KanScs en breecfe
Stoppe'tjes in plaats van Bladen , waar tmfchen
het Steelcjeuitfchietj met een klein geel BIopm
pje. De Haauwtjes zyn taamelyk breed' met
zeven o f agt gladde ronde Zaadjes. Somtvds
doch zeer zeldzaam, geeft eqn der KlaaiiWiel
ren twee Blaadjes u it, gelyk in de andere Soorten.
in Vrankryk noemt men ’t Lifette,
<*)
? c“Ï15. c . TB. £Pm.? J4?S. tA;p hraca. h‘*o t* uh . - n& DZ & 2, &
T ournf. Inft. 399. T . M l t t . T. J m P‘ ^ ha« -
(V Aphaca Pollis tenuibus admodum, paulo altior Len-
D I h ß E L P H I A , r\ I8 5
( i j Lathyrus met eenbl. St. enkelde Bladen IV.
en Elsvormige Stoppeltjes.
Naar den Montpellierfen Geneesheer N i s -s t j k .
sole heeft T o ü r n e f o r t dit Kruid, dat f t
van de Lathyrus z ig , door geen Klaauwieren te wfy™*
hebben , onderfcheidt, in een byzonder Ge-^onge-
flagt getyteld. Het groeit in Vrankryk en En-de. *
geland, als het voorgaande en heeft een op-
ftaande Steng, met zeer kleine Els vormige Stop -
peltjes, en Grasachtige Bladen. Somtyds komt
het met tweebloemige Steeltjes voor.
(3) Lathyrus met eenbloemige St. die langer 111.
dan de Kelk zyn en zeer eenvoudige twee- ™J>btcar'
bladige Klaauwieren. Onderaaidfche.
Uit Syrië is deeze Soort in de Europifche
Tuinen overgebragt, een zonderling Gewas ,
Arachis 'of Arachidna genaamd, om dat h e t,
geticulä;
Siliqus majores , in iis Semina duo &c. Hiß. Nat,
Libr. 27. Cap. 21.
(2) Lathyrus Ped. unifl. Fol. firrtpl» Stip. fubulatis, Lsth.
fol. folit. Lentiformibus. H. Cliff. 355, Gouan Monsp. 367.
R. Lugdb. 3Sz. Lathyrus iylv. minor. C. B. Pin. 344, Lath.
anguftifolius. Magn. Hort. 112. Ic. Ervum fylveftre. Don.
Pompt. J29. Lob. /e.11. 71. Nisfolia. Tournï. Infl, «js. Nis-
folia parva. Fl. putp. BuxB. Cent. 111. p. 84. t . 45. f. i .
f3) Lathyrus Ped. unifloris Calyce longioribus Stc. Gohan
Monsp. 368. H. Cliff. 367. R. Lugdb. 362. Viciat limilis fu-
pta et infra tertam Siliquas gerens C, B. Pin. 343. Arachid-
na f. Arachoides Honotii Belli. ]. B. Hiß II. p. 323. Lathyrus
amphicarpos. Moius. Hiß. H, p ,„ ji. s. 2. T.2 3 .f. j.
M 5