Afdeel 8e^aSte Soja Sooju. Om deeze
XVIII. te bereiden, worden gelyke deelen van week
Hoofd- gekookte Boontjes en Garst o f Tarw onder el*
8 “K* kander fyn gewreeven en met een gelvk deel
'Tienman-„ . • “ , , , .
rilt. Zou t, in een Pot, bedekt: daar men dan byna
zo veel Water op giet. Dagelyks wordt die
Stoffe eenmaal omgeroerd , en , na dat zulks
twee o f drie Maanden geduurd heeft, doorge-
zcegen. Het uitgeperfte Vogt bewaart men in
Vaatjes en de overblyvende Klomp wordt op
nieuws met Water begooten en eveneens behandeld.
De manier, op welke de Soja door de Chï-
neezen bereid wordt, is volgens den Sweed-
fchen Kapitein E k e b e r g zeer verfchillende.
D e gekookte Boontjes, zegt h y , worden op
een Zeef uitgefpreid, en, met Meel van der«*
gelyke Boontjes omwenteld, neergezet in een
Korf. Dus, met Matten toegedekt, laat menze
eenige Dagen fchimmelen , vervolgens hard
droogen; dan gezuiverd zynde, worden zy in
Potten gedaan, met Pekel begooten , en in de
Zonnefchyn gezet. Zes Weeken geftaan hebbende
en het Vogt bruin wordende, giet men
t a f , doende ibmtyds daar eenige Kruideryën
by. Dus ziet men lig t, dat die Soja veel fleg*
ter moet zyn dan de Japanfche. Z y neemen
’er ook w e l, zegt h y , by gebrek van de Wit*
te, Paft au genaamd, zwarte Boontjes toe, die
zy Haftau heeten , en verbeeldt z ig , dat men
dergelyke Sjeu van onze Turkfche Boonen zou IV*
kunnen bereiden (* ) . Afdeel
XVIII.
<23) Slingerboon met een opgeregte Steng en\|?ok!D"
tweelingfe Linïaale byna opjlamde Haan- xxur.
wen» Dolk koi
Catjang.
-r» o ' ^ Kleine,
Deeze Soort is m Gewas veel kleiner dan
'de andere Soorten , ook niet klimmende ,
maar laag by den Grond blyvende. Z y heeft,
voor ’t overige, een driebladig L oo f als de
Turkfche Boonen, doch ruuw; witte Bloemen
en Haauwen van een half Voet lang en eenhai-
ven Vinger breed, waar in witte Boontjes met
een zwart Naveltje. Men heeft ’er ook van dit
flag met geele en met roode Boontjes, allen
van grootte als Erwten, en deeze maaken »onder
den naam van Kadjang, het voornaamfte Voed-
zel, zo der Indiaanen en Ch'neezen , als van
het Gemeene Volk te Lande en op de Schepen
in Oostindie uit.
(243 Slingerboon met een blyvende gladde xxiv.
Steng, tweebloemige Steeltjes en opgereg-
' Haauwen• bioemige.
Dee-
{ * ) Stcckb. Verhard. 1764. p. 40.
(13) Douches Caule treft o , Leg. geminis Linearihus
Bürm. Fl, Ind. i s i . Phafeolus minor. Kumph. Amb, y . p.
3*3. T. 139. Paeru. Hen. Mal. VIII. p. 7*. t . 41.
(24) Delkhos Caule perenni laevl &c. R.. Lugdb. jög.Pha*
M u s vuig. Lablab effigie &c. Pluk, Alm. T. z i 3 i
L