IV; „ gemaakt wert , zo zeer in de Podagra ge-
A fpe el . ? preezen:” doch erkent tevens, dat de Af-
H oofd- beelding , welke P l u k e n e t daar van ge*
s tü k . geven h e e ft, merkelyk van onze Europifche
OvertolUge jL voet verfchille. R ü M i ’ HiDS niettemin
reeivyw- ^ ^ dg zelfde zy> die men in Oostindie
ook wit en rood heeft, en O s b e C k heeft
onze gemeene Byvoet onlangs in China gevonden.
Volgens den Batavifchen Doktor t e n
R hV ne , die zelf in Japan geweest is , zou
dezelve aldaar het allergemeenfte Kruid zyn ,
aan alle Wegen en Straaten groeijende; des ik
my verwonder^ deeze Soort in de aanzienlyke
Verzameling van Japanfche Planten, door den
Heer T h o n b e r g gemaakt, en my geworden ,
niet te vinden. Van de Moxa zelf heb ik een
aanzienlyke veelheid bekomen. Men krygt die
door de Steelen te kneuzen en tusfchen de
Handen te wryven , werpende dan de Houtige
Vezelen weg; omtrent gelyk by ons de Hennip
ruuw bereid wordt , eer menze over den Hekel
haalu Voorts worden ook fomtyds in deGrond,
by dit Kruid, drooge zwarte brokken gevonden
, die men voor gebrande Kolen of Houtskolen
neemt; doch welke flegtsgedroogde Wortelen
zyn»
D . Met enkelde Bladen.
( 19 ) Byvoet met Lancetwmige van onderen
( i9) Arttmifia Pol. Lanceolati* fubtus tomenrofis Sec. Art.
XTC.
'Artlmifia __
b tteg r ifo lia i
Geheel*.
fekdig«
* Wollige, onverdeelde en getande Bladen, IV;
hebbende vyf Vroimelykè Blommetjes, ' ja; *
In Siberie komt deeze voor , die volftrektsTUK*D"
naar het Gemeene Byvoet gelykt, doch door Poiygam»
het Loof verlchilt , hebbende de bovenfte Bla«^)erj?<w*
den doorgaans geheel, de onderften aan de tip
getand o f zelfs Vindeelig, gelyk G m e l i n
waargenomen heeft en afbeeldt.
(ad) Byvoet met de Stengbladen Lancetvor? xx.
mig onverdeeld , de Wortelbladen veeldee•
lig en drie Frouwelyke Blommetjes. “ **{
J Blsatiw-
Tot deeze Soort, die volgens L iN N /E U s acht'S*
aan de Zeekusten der Zuidelyke deelen V3n Europa
voorkomt, zal de voorgemelde met La*
vendelbladen, welke de beroemde B oerh a a -
ve als een Inboorling van ons Land aantekende
, behooren. „ De Bladen zyn wedcrzyds
ruig, de Bloemen Cylindrifch en,knikkende,
„ de Vrouwelyke Straalblommetjes drie in gé- -
„ tal: des komt zy de Zee-Alfem zeer naby,
,, fchoon het Loof daar van grootelyks ver-
„ fchille,” zegt de Ridder.
Fol. planis Lanceolato - Lineaxibus Sec. Gmel, Sib, II. p.
109. T. 4*. f. I.
(20) Arttmifia Fol. Caulinis Lanceolatis integris &c. Abs.
maritirautn Lavandulae folio. C. B. Pin. 139. MoRiS. III,
S. 6. T. x. f. y. Du ham. Arbr. I. T. 14. f.-J. Abfintlu
anguftilblium. Dod. Tempt, xff.