Afdeel *’ Zout met zoetheid gemengd , en wordt
x v i i . ” by de Wilden, even als by ons de Aardappe-
H oofd- , , len, Aardnooten en dergelyken , voor een
£*UK* „ lekkere Spyze gehouden.’’ tienman*
C. Myrrhina. Kervelbladige.
Met v y f Knopdraagenie Meeldraadjes, vyf«
bladige Kelken en neergeboogene Vrugten:
meest jaarlykle Kruiden.
( 3 0 Oijevaarsbek met veelbloemige Steeltjes,
vyfmannige Bloemen, gevinde ingefneede-
ne Bladen en Bloemjtengen uit den Wortel»
(32) Oijevaarsbek met veelbL Steeltjes, vyfm»
Bloemen, gevinde ingefneedene ftompe Bladenen
Takkige Stengen.
(33) Oijevaarsbek met veelbL Steeltjes 9vyfm.
Bloemen, gevinde ingefneedene Bladen,de
Spruitblaadjes Vindeelig.
Bui«
XXXI.
Geranium
Romanum.
Roomlch.
XXXII.
Cicutarium.
lynbladig.
XXXIII.
Mofcba*
turn.
Welriekend.
f j i ) Geranium Ped. multifloris , Floribus pentandris &c.
Burm. Ger. N. 30. Ger. Myrrhinutn tenuifolium, F!, arn-
plo puipureo. Bakr Rar. 568. T. 1243. Confer. Geranium
Petramm, Magn. Monsp. 109. Getan, fcetidum. Lob. llluflr.
134. Mor s. Hiß. ii. p. Si 6. s. $. T. i+. f. Z7.
(32; Geranium Ped. multifl. Flor. pentandr. &c. Mae. Mei.
317 Gort. Belg. 19*. Ha l l llelv. 3S9. Kram. Auür. Z(U.
F l. Suec. 379, 623. Goiurf Monsp. 340, H. Ciiff. 3I4.
R. Lugdb. 3Sa. Burm. Ger. N. 33. Ger. Cicut* folio
minus et fupinum. C. B. Pin. 319. Ger. Supinum. Dod.
Tempt. 61. Lob. Ic. 6s$.
(3 )) Geranium Ped multifl. Fl. pent. Fol. pinn. incifis,
Cotyledonibus pinnaüfidis. jAcq. Hart. 33. Burm. Ger. N.
Buiten het gemélde komen deeze drie Soor- rv*
ten , in geftalte en in het Loof , dat naar de
Wilde ofgewoone Land - Dolle - Kervel gelykt, fïoofd-
overeen. Heteertte, dat te Romen op deStraatenSTÜK*
~ , j . Deeandriat
g ro eit, verfchilt van het tweede, door geen
Stengen te hebben, die getakt zyn ,maar Bloem-
ltengetjes uit den Wortel of Stoel. Dit Fynbla-
dige is een Onkruid ia veele deelen van Europa
, komende aan den Duinkant in onze Provincie
, als ook in Zandige Bouwlanden en aan
de Wegen, overvloedig voor. Gemeenlyk zyn
de Bloempjes bleekrood, doch men vindt h et,
in de Haarlemmer-Hout, met witte Bloemen.
Hier van komt eene Verfcheidenheid voor, die
grooter i s , hebbende de leggende Stengen wel
een Elle lang; doch gemeenlyk valt het zeer
klein en laag, zynde onder den naam van Oi-
jevaars-Bek of Kraanhals bekend; dewyl de
Zaadhuisjes daar van de figuur zeer wel uitdrukken.
De Bloemen zyn in fommig geftippeld, in
ander niet. Voorts i s , ten opzigt van de ver-
deeling der Vinblaadjes, een aanmerkelyk ver-
fchil met het Welriekende, dat zyne Natuurly-
ke Groeiplaats in de Levant zou hebben; ten
mïnfte Uitheemfch geoordeeld wordt door den
Heer H a l l er.; hoewel men het op fommige
plaatfen in Duitfchland en ze lfs, volgens den
Hoog«
i j . Geranium Cicutx folio Moschatum. C. B. Pin. 319.
Lob. ie. 659.