IV . Pylvormige ejfenrandige Stoppeltjes en eens
A*d e e l . enkelde Steng.
XVIII. ö
H < Van deeze, die in de Bosfchen van Europa
' tLwm*- gemeen is , verfchilt de voorgaande, door de
nigt. Steng hooger en minder hoekig, de Blaadjes
breeder, de Stoppeltjes fmal'er, de Bloemftee*
len langer, de Bloemen grooter, overvloediger
en Geelachtig te hebben, zo Doktor G ekard
aantekent. Door haare paarfebe Bloemen wordt
het Kreupelbofch niet weinig verfierd. Zy draagt
opftaande Haauwtjes , bruin vah Kleur , met
ronde Zaaden , waar van het Meel onder de
Geneesmiddelen is opgetekend.
v. ( 5) Erven met Lancetvormige Vinblaadjes,
'Tuhtro/ut. fraif Pylyormige effenrandige Stoppeltjes,
Knobbelt- o , ge. en eene enkelde Steng.
Wegens den knobbeligen Wortel is deeze
vermaard , die in de Bosfchen door geheel Europa
groeit. In Duitfchland noemt menze Chris-
tianwurtz en elders Berg-Cicers. De Bloemen
zyn ook paarfch, de Haauwen in ’t begin paarfch*
ach.
pïïcisfirao 8cc. H. Cliff. 366. R. Lugdh. N. a. HALL. Heh.
6uz. Fl. Snee. 595, «41. KRAM. Auftr. 213. Orobus Sylvl-
ticos purpureus vernus. C. B. Pin. 351» ThAL, diere. go.
T. 6 .
( s ) Orobus Fol. Pinnatis Lanceolatis &c. H. Cliff". 3<>«*
R . Lugdb. N. 3. GoüAN Monsp. 366. Aftragalus lylv. Foliis
oblongis glabris, C. B. Pin. 351. Aftragalus fylvaticus. THAL.
Herp* 7. T. 1. Lathyrus anguftifolius Radice tuberofA. Loes«
__. P r u s f . 13 g. T. 37.
achtig en ryp wordende bleek, bevattende klei- IV.
ne blaauwachtige Zaadjes. In Schotland wordt
de Wortel , wegens den zoeten Smaak , totHooFD-
Spyze gebruikt, zegt Ha l l e r , en tot eenSTÜK*
Geneesmiddel, waar mede de Boeren den Hon-
ger en Dorst verdryven en Borstkwaalen (*).
( 6 ) Erven met tweepaarige Degenachtige B la - „ Yr*
j . t— . . n . . 0 Orobus are.
den , Jbisvormige Stoppeltjes en enkelde g*ft'foiius.
Stengen. dfgTlb1*"
Deeze Smalbladige, in Siberie door den Heer
G m e l 11? waargenomen , fchynt niet veel te
verfchillen van die vierbladige, welke Doktor
G ekard in Provence op drooge dorre plaat-
fen vondt. De Kruidkenner C auolus T o s .
SAPrus badt een dergelyk Gewas in Bourgondie
gezien, ' dat wederom met den derden Oost-
enrykfen Orobus van C lusius veel overeenkomst
heeft.
(7) Erven met een Takkige Steng en zespaari- vu.
ge langwerpig Eyronde Bladen.
Dee-
(*) Heh. inchoat. 176!. Tom, I. p. ig*.
(s ) Orobus Fol. bijugis Enfiformibus &c. Gmel. Siber.
IV. T. 14. f. j. /3. Oiob. Caule Ranrofo , Fol. quatemo-
pinnatis &c. Ger. P to v . 493. Orob. Orientalis, Fol. anguft.
Coitx brevisfimat. Tournf. Cor. *6. Araci f. Apios legumi-
nof* Species Tosfano Carolo. J. B. Hifi. 11. p. 326. Orobus
Pannon. tertius. CLUS. Pann. p. 739.
(7) Orobus Caule Raniofo Fol. fexjugis ovato-oblongis.
H. Cliff. R. Lugdb. 365. GOUAN Monsp. 367. HALL. Heh.
M 3 óoj.
II- d eel. x. stuk.