IV. vo o r, welke P l u i c e n e t gegeven heeft van
ze^er€ Heemst van Madrasf met ?agte ruige
Hoofd* fterk gehaarde Bladen ; doch waar van aan*
STüx. merkelyk verfchilt de Heemst met Moerbejie
man* Bladen van Pe u k e n e t ( * ) , met veel langer
dunner Bloemfteeltjes in de Oxelen, en dunner
Stengetjes, minder ruig, met ruuwe, niet zag-
te Bladen, hpedanige ik , onder den naam van
Hartbladige, van Java heb ontvangen. Doch
volgens de aaDhaalingen zyn ’er meer Verfcheï-
denheden van deeze Soort. De Katou - Uren,
van Malabar wordt in Afkookzel Pisdryven-
de gezegd te zyn,.
XI»
&‘4a am ‘
lel.ata.
Krpomjesdraagende
»
XIT.
Par.iculata
Gepluimde.
( n ) Hoorn-Heemst met Hartvormige eeni-
germaate Hoekige Wollige Bladen, Kroon’
tjesbloemen en tweejhuitige Zaadhokjes.
( la) Hoorn - Heemst met langwerpig Hartvorm
mige gefpitfte, Zaagtandige , van onderen,
Woll ge Bladen, en Haairdunne zeer la?i-i
ge Blosmfieeltjes.
xin. C i3) Hoorn-Heemst met Lancetswys' Hart-
P e r i p l o c i ' fix*: vop-
Efïentan»
dige. (*) Althaea Morifolia Ind. Or. ad, Foüomm finies Capitu.
lis fingulatibus parvis. Pluk, Aim. T. 132. f. fj
(11 ) Sida Fo!. Cord, fubangulaiis tomentofîs 5çc Sida major
asfurgens fubfruticofa et fubvillofa. Brown. Jam. zgi?
( 12) Sida Fol. Çordato -oblongis acuminatis See. Am. Acad.
V. p. 401. Sicla humilior Ramofa teres &c. BRowtJ. Jam.
280.
(t$) ? qU Çoidatq.-Lanceolatls integerrimis Sec. Ft;.
vormige effenrandige Bladen en eene gepluimde
Steng. A fDEEE.’
XVII.
( 14) Hoorn - Heemst met Hartvormige Zaag- s t u k .
tandige, ftekelige Bladen en veelbloemige xiv.
gekropte Bloemfteeltjes aan ’tend der Sten-
'’■ gen, Brandend^
De vier Soorten zyn op het Eiland Jamaika,
ïn de Westindiën, waargenomen, hoewel de
derde ook voorkomt, zo \ fchynt, in Zuid»
Amerika en op ‘Ceilon in Oostindie. De eerfte
is vry groot, de tweede klein van Gewas ,* de
derde heeft geheel |Effenrandige Bladen, veel
naar die van ’t Scammoneum gelykende, als
blykt uit de Afbeelding van D i l l e n i ü s ,
die dezelve uit Ceylonfch Zaad geteeld hadt.
Hier komt by een Soort met zeer groote Bladen
en Haairige Stengen, van P l d m i e r
gevonden, hebbende insgelyks gefternde Vrug-
ten. De vierde, die de Bloemen bykansin ronde
Hoofdjes vergaard heeft , is wegens de fte-
keligheid der Bladen gebynaamd. Behalve de
Ge,
Zeyl. 2JI. Ï.OEFL. It. 237. R, Lugdb. 349. N. 2. Sida erects
glabra See. BROWN. Jam. 280. Abutilon Periploca: aca-
tioris folio, Fruftu ftellato. Dil l . Elth. 4. T. 3. f. 3. Al-
eea Orientalis Scammonei folio &c. Fluk. Aim. 17. T. 74.
f. 7. ß . Sida Fol. fubrot. cord. &c. R. Lugdb. 350. N. 10.
Abutilon amplisfimo folio Cau'e viilofb. Plum. Sp. 2. /«, 3,
(14) Sida Fol. Cord, ferratis hispidis Sec. Am. Acad, V. p.
402. Sida Urticata. Brown. Jam. 280. MURR. Comm, Gott,
«cv. T. III. p. 75- T. j . c S