IV. weshalve men het in Languedok Sainfoin d7E-
S * » tyedt.
XVIII.
stuk. (44) Haanekop met gevinde Bladen, gewrich-
xLiv. tg ruuwe Haauwtjes, de Bloemvleugels zeer
H‘blmUem klein, de Aairen ruig, de Stengen neer-
geirakt. '
XLV. ö
Spintfisfimurn.
Sterk ge-
dooiaj.
XLVIir.
(45) Haanekop met gevinde Bladen, gewrichte
gedoomde Wollige Haauwen en verfpreide
Stengen.
Onobryebis.
karamet (4*0 Haanekop wei gevinde Bladen, eenzaa-
jes. dige gedoomde Haauwtjes, de Bloemvleugels
met den Kelk gelyk en verlangde Sten
gen.
De twee eerften hebben haare Groeiplaats in
Spanje, Languedok en Provenee; het laatfte in
Vrank-
(44> Htiyftrum Fol. pinn. Leg. articulatls asperis &c.
GouAN Monsp. 3S3. Onobrychis Sensine Clypeato aspero
minor. C. B. "Pink 3 $0. Prodr. 149. Polygalo Gesncri affine
Cap. Gallinaceum» j . B. Hiß. II. p. 336.
(45} Hcdyfarum Fol. pinn. Leg. artic. aculeat, tomento-
ßs &c. II. Ups. 2.31. Hed. Hisp. lupinum annuum angufii-
folium, &e. Boesh. Lugdb. II. p. j 1. Onobrychis minor
Foliolis Cordatis, Sil. magnis asperis compresfls. PLUS. Phyt.
so. T. 2. Ger. Prov. s 04.
Hedyßtrum FöI. pinn. Leg. monolpermis acnleatis
Sec. H. Clif. jS j. Ups. 231. R. Lugdb. 38$*. GOUAU
Monsp. 382. Ger. Prov. 504. Jacc^- Außr. T. 3*. Ono*
brychis Fol. Vicise Fruftu echinato major. C. B. Pin. 330.
Caput Gallinaceun» Belgarum. Lob. U. II. S i. ß. Onobi»
incana Fol. Isngioiibas. C. B« Bubs. XIX. 32.
ö I * B E L P H I 243
Vrankryk, Duitfchland , Engeland en de meefte IV. *
middeldelen van Europa, zelfs in Siberie. Dit AfDe«-.
maakt veel hooger Gewas dan de anderen', als H 0 0 S
fomwylen tot een Elle hoog opfchietende. H e tST0K*
is dat Kruid, c welk men in Provenee, onder ,
t bergvolk , Esparfette noemt, wordende al- ” ***
daar in menigte gezaaid tot vetmaaking der Runderen.
Gemeenlyk geeft men 5er den naara van
Sainfoin aan, dat is Gezegend Hooy; zo wel
nle aan de Rupsklaveren o f Luzerne (* ) „ Het
„ is wat minder voedzaam dan die, zegt H a l-
» LER (10 3 en verliest door ’t droogen zya
, , Blaadjes, als wanneer het, door zyne harde
*» Stengen , het Vee mishaagt; nogthans is
„ het eene van de nuttigfte Planten , die tot
» Kunstw-eiden gezaaid kunnen worden: want iq-
» b°orIingzyndeder Alpifche Rocfen, verfma’ adt
j> hec geenen,ook niet den magerften Grond
*» en in louter Zandig Puin , zelfs tusfehea
,j Steenen, gezaaid, komt het voort. Uit my»
3, ne Proefneemingen bly kt , dat het ook wel
9, flaagt in vogtige Velden, en niet, gelyk men
„ gemeenlyk denkt, op Waterigen Grandver- --
„ rotte. Het heeft geen aandoening van eenig
3' ongUDR'g Weer , en de Koeijen krygen ’er
» geen dikken Buik van , [gelyk van Water-
* planten]. Met reden is het derhalve wel-
! »» eer
f* } CjARJD» *4 i X t p, 339^
( t ) Helv• inchott. Tom. I, p. 172,
n. Dsai.. x. srUK, Q 2