IV; De eerfte, die jaarlyks derft, heeft de Bladen
A fdeel. weviakt en de Bloemen kleiner met Oranjekleü-
Hoofd- rige Meelknopjes; de laatfte, die overblyft, heeft
s tu k * dezelven tweemaal zo groot, met Meelknopjes
Lvan de zelfde Kleur. Ook is de Wortel dikst
i^eeiwyv ^ Beiden worden zy voor den S c o ly
mus van T h e o p h r a s t u s gehoüden.
De Tongblommige ( Semiflosculoji) van doezen
Rang, dus befchreeven hebbende, gaa ik
over tot de Trechterblommigen (F lo s c u h f i) ,
door den Ridder genaamd
B . Capitatu Kopbloemige.
A r c t i ü M- Klisfen.
In dit Geflagt is de Kelk Klootrond , maar
de Schubben hebben aan ’t end kromme Haakjes.
Het bevat deeze drie Soorten.
(i) Klisfen met Hartvtrmige ongedoornde ge*
Jleelde Bladen»
Zeer bekend is dit Kruid , dat alom aan
de
’ t 1
( i ) Ar Slum Fol. Cordatis inermibus &c. Syfl. Nat. XIÏ.
€en. 9 ij. p. sa8. Veg. XIII. p. «03..Mat. Mei, 37j. GORT.
Stlg, i* 7- KRAM. Atijïr. GoüAN Motesp. 4*0. H. Cliff. R.
Lüzdi. &c. Lappa major S. Ar&mm Dioscor. C. B. Fin,
I#g. uardana f. Lappa major. Dod. Pempt. J8. Perfonata.
CAM. Efit. S87. /3. Lappa major, «lontana Capiwlis tementofis.
C. B. Fin% ï#8.
I.
'Arïïiurn.
Lappa. .
Gsmeene.
de Wegen, op Puin en Vuilnishoopen groeit, IW
onder den naam van K l i s f e n , K lit ten of Klad- Af”fel*
d en, wegens de aankleeving der ronde Zaad-Hoofd#
koppen aan Kleederen en alle Wollige ruigte.8™ *
De Düitfchers heeten het ook K le it e , deFran-
fchen G lette ron, de Engelfchen Burdock, ’t welk
van den Latynfchen naam Bardam afkomftig
fchynt. De Sweeden noemen het K a r b o n ar»
Het wordt ook Lappa geheten, en in ’t Griekfch
A r S t io n , waar van de Geflagtnaam is ontleend.
,
Hoe dit Kruid dikke getakte Stengen heeft,
met dikke groote Bladen , die van boven donker
groen , onder wit en Wollig zyn, zal ik
niet omftandig befchryven. Meer aanmerking
vorderen de Koppen, die men Klisfen noemt,
eerst met paarfche Blommetjes gekroond, vervolgens
Zaad inhoudende. Deeze komen fom-
tyds kleiner , fomtyds met eene aanmerkelyke,
Wolligheid als doorweven voor, welk laatfte
de Ridder daar van meende af te hangen', dat
het Kruid zyne meest beminde. Groeiplaats hadr.
Dus vindt men; het, met zulke \V°lhge Koppen,
aan de , Vest, tusfchen de .Muider en
Weesper Poorten, hier te Amfterdam. In
Duitfcbland komt het zodanig meer.voor, dan
in Switzerland , gelyb de Heer H allier zelf
hadt waargenomen. Maar de fchrandere M i l -
ler. verzekert, dat die drie Verlcheidenbe-
den, met gladde , wollige en met kleine Kop-
pen, in de Tuinen ftaDd houden.